Een Koptische akte van Djeme heeft het vol gende onderschrift: "Ik, Abigaia, dochter van Samuel, de monnik, onderteken deze regeling, waarbij mijn echtgenoot Daniël mij in elk op zicht assisteert". De inlandse, ongehuwde, vrou wen behielden nog een tijd hun vrijheid (lees bij Wenger, "Die Stellvertretung im Rechte der Papyri"). Van de 4e eeuw af wordt in Grieks-Egyptische akten nog zelden van kurioi gewag gemaakt. Voor getrouwde vrouwen was het de echtge noot, maar voor ongetrouwden treden zowel de vader als de zoon of de broer op en ook wel bloedverwanten. Het scheen voldoende te zijn dat ze bij de notaris van een man vergezeld waren, die de onvoldoende bevoegdheid van de vrouw kon aanvullen: zij handelt wel, maar "met hem" of "aan zijn zijde". Afgescheiden hiervan blijven natuurlijk de ge vallen, waarin van schriftelijke machtiging spra ke is: die worden bij afzonderlijke akte ver leend en (hoewel onverplicht) meestal gedepo neerd ter griffie. Een kopie van die akte (of eigenlijk een extract uit het register ter griffie) werd dan bij de akte gevoegd. De nadere aanduiding van het verkochte Zowel in de tijd der Ptolemeeën als in de Ro meinse periode komen in de akten betreffende gebouwde en ongebouwde eigendommen de omschrijving der ligging en de namen van de naastliggenden steeds voor. Dat was zo in de tijd van de farao's, dat is ook nu nog zo. Wij vinden dan het district, waaronder het object valt, het perceel waarvan het afgescheiden is, het dorp en soms een aanvullende aanduiding als b.v. in BGU 997 uit het jaar 103 v. Chr.: "zo is dus het huis aangeduid, dat staat in de centrale zone van Pathyris" of "het stuk grond, gelegen op de vlakte noord van Pathyris" (BGU 1000, jaar 98 v. Chr.). En het huis, in 599 na Chr. verkocht door Au- relius en zijn twee zusters Marie en Johanna is volgens de tekst van een papyrus uit het Louvre "gelegen in de Grote Kerkstraat te Panopolis". De naastliggers worden heel lang in onveran derde volgorde genoemd, nl. zuid, noord, oost, west. De lezer vindt ook in dit overzicht voor beelden. In een triptyque uit Transylvanië van 159 na Chr., een Romeinse akte, vinden wij de aanvulling: "et si qui ali adfines sunt" (en an dere buren, als die er zijn). Wij kennen meer dergelijke toevoegingen, ook uit de tijd veel later dan die der Ptolemeeën. De oppervlakte wordt meestal uitgedrukt in aroures (1 aroure is iets meer dan een kwart hectare; de Romeinse jugerum was iets kleiner dan de aroure). De huizen (gebouwen) in verkoopakten worden ook omschreven; in de Ptolemeeëntijd (niet dus in de Romeinse) leest men, dat het huis is ver kocht, geheel afgebouwd, bedekt, overwelfd en voorzien van deuren. In alle perioden vindt men bijzonderheden als de volgende: "voor de ge hele ruimte en met zijn fundamenten of van de fundamenten tot aan de lucht (c.q. het dak)" of: "het huis met zijn uitgangen en ingangen". De hof wordt vrijwel zonder uitzondering genoemd. In het jaar 221 (BGU 667) worden als beho rend bij het verkochte huis vermeld: "alle ge bruiken en alle rechten, conform aan de ge woonte van het begin tot heden bestaande." Speciale vermelding verdient nog het reeds lang bekende contract uit de Ptolemeeëntijd, de grote papyrus Casiti van 561 regels in 50 ko lommen (uit het jaar 114 v. Chr.), van welke een gedeeltelijke kopie berust in Leiden. Hier verkoopt de choachite, de bewaker, belast met de zorg voor de doden, voor 20 talenten ge bouwen en terreinen aan vier van zijn collega's. Het verkochte omvat mede de begraafplaats en de graven met de daarin neergelegde doden, het oppasrecht en het loon voor begrafenisplechtig heden, dat de families betalen aan genoemde bewaker. Vóór de inschrijvingsformule (van het publieke bureau) vindt men de lange en curieuze catalogus van de mummies, alle ge nummerd. Wat de koopprijs betreft: zowel in de tijd der Ptolemeeën als in de Romeinse tijd heeft de kwijtingsclausule een vaste plaats in de akten. Vooral in Ptolemeeëntijd was de formule om trent de prijs zeer kort, terwijl de ontvangst door de verkoper niet vermeld wordt. In de Romeinse tijd zijn deze formules langer. Op het einde van de 3e eeuw werd een iets gewijzigde vorm algemeen, vooral in de documenten uit de Byzantijnse era: X verklaart te hebben ver kocht die en die zaak, tegen een overeengeko men prijs van Y drachmen, die hij heeft ont vangen van de koper onder die en die voor waarden. Aanvankelijk betaalde men in drachmen en in koperen talenten (Ptol.), later (Rom.) steeds in drachmen of in zilveren talenten. Eerst in de 4e eeuw verschijnen de keizerlijke gouden munten. Systeem van publikatie Over het publiek maken van verkopen in Grie kenland schreven wij reeds op blz. 145. Bestond er ook in Egypte een dergelijk systeem en waren die maatregelen vrij? Was ook een niet-ingeschreven akte van koop en verkoop 146

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1973 | | pagina 10