ter bleef een en ander beperkt tot naam en ti
tels van de keizer. De agoranome is dan ergens
anders in de akte vermeld. Ongeveer tot aan
de 5e eeuw bleef het zo; daarna komen onder
de invloed van de Romeinen weer de onderte
keningen door de getuigen. Voorbeelden zijn
gegeven o.a. in: "Greek papyri in the British
Museum", 3 din., door F. G. Kenyon.
De registratie
De Griekse akten betreffende overdracht van
de eigendom van onroerend goed waren onder
worpen aan een fiscale registratie. De belasting
bedroeg één/tiende van de verkoopprijs. In de
akten uit de Ptolemeeën-tijd vindt men de kwi
tantie van deze trapezite aan het eind van het
stuk. Het ontvangstbewijs werd geschreven na
dat het formulier van inschrijving was getoond.
De Egyptische akten moesten, voordat ze in
handen van de belastingambtenaar kwamen,
een vertaalbureau passeren, waar men een ré
sumé in het Grieks toevoegde. Voor de in het
demotisch gestelde stukken was die toevoeging
een eis; zonder dit was de akte nietig.
In de Romeinse periode volgde de inschrijving
(registratie) niet meer op het redigeren van
de akte. De belasting bestond nog, maar de
Ptolemeeën kenden aan de grapheion (de grif
fie of het registratiebureau) een andere rol toe.
Het waren de ambtenaren, ondergeschikt aan
de administratie van het kadaster, die, op ver
zoek van particulieren, de akten redigeerden,
die zij later met de authorisatie van hun chefs
inschreven in de publieke registers. De verkla
ringen in de akte (of eronder): "ingeschreven in
het publiek bureau" bewijzen dit.
Zowel voor de Ptolemeeën-tijd als voor de Ro
meinse periode geldt, dat de verkoop volkomen
is door de akte, die ook kwijting inhoudt van
de koopprijs. Soms staat er woordelijk, dat de
verkoper verkocht heeft "door deze verklaring"
(BGU 350, uit de 2e eeuw). Dat is duidelijk.
In de Romeinse tijd duikt er een formule op
"en, ondervraagd, ik beken het" (zo b.v. een
akte uit de 3e eeuw, na 212), soms nog iets
uitgebreider aldus: "en, ondervraagd om te we
ten te komen of alles op de juiste wijze is be
handeld, ik beken het". Mitteis noemt een voor
beeld uit het jaar 235; Gradewitz wijst op ver
kopen uit het jaar 221 (BGU 667) en Bry op de
inhoud van papyri 1158 en 1298 van het Brits
Museum.
Papyrus BGU 282 uit de 2e eeuw laat precies
uitkomen wanneer de eigendom is overgegaan.
De tekst luidt: "De verkoper verklaart dat van
dit ogenblik af de koopster alle rechten op het
goed bezit, dat hij heeft verkocht en overge
dragen zoals hierboven is gezegd, dat hij de
vruchten heeft genoten en dat zij de vrijheid
heeft de goederen aan anderen te verkopen,
deze te administreren en te belasten zoals haar
goeddunkt".
Was dus in het Egypte van de Ptolemeeën en
in de tijd van de Romeinse overheersing het
verkoopcontract tegelijk de overdracht van de
eigendom, door de Grieks-Macedonische druk
verbreidden zich de Hellenistische gebruiken
vrij snel in het gehele koninkrijk der Lagiden
en traden ook op het hier besproken terrein vele
wijzigingen op. Zo is het zeldzaam, dat koper
en verkoper alleen met hun namen genoemd
zijn. Vaak werden ze mede aangeduid door de
naam van vader en/of moeder (in het Egyptisch
recht was het noemen van de moeder verplicht;
in de Ptolemeeën-periode kwam de vadernaam
naar voren). Verder ontmoet men de leeftijd,
het ras en het beroep. Vaak hadden de agora-
nomes de gewoonte, hun contractanten te be
schrijven naar uiterlijk en fysieke bijzonder
heden en dat met een minutieuse nauwkeurig
heid. Tot het einde van de 2e eeuw van onze
jaartelling bleef dat gebruik bestaan.
Wij geven hier één voorbeeld uit het jaar 103
v. Chr. (BGU 997):
Meermalen worden ook andere, in het zicht lig
gende lichaamsdelen, genoemd. Bry wijst er op,
dat het veelvuldig voorkomen van littekens wijst
op mishandeling door belastingambtenaren. Bij
Bouché-Leclercq, Histoire des Lagides, III en
IV, vindt men hierover bijzonderheden.
De vrouwen als medewerkers en
vertegenwoordigers van partijen
In het oude Egypte bezaten veel vrouwen een
autoriteit en een onafhankelijkheid die de
Griekse vrouwen zo zeer verlangden. Met be
trekking tot de bevoegdheid om in akten als
partij op te treden maakten de wetten geen on
derscheid tussen mannen en vrouwen. De vrou
wen contracteerden dikwijls zelfstandig. Men
vergelijke b.v. studies van Robiou, "Mémoire
sur 1'économie, politique, 1'administration et la
législation au temps des Lagides" en Revillout
"Chrestomathie démotique".
In Griekenland daarentegen waren de vrouwen
hun gehele leven onder "voogdijschap". De 3e
eeuw v. Chr. bracht ook voor de Egyptische
vrouwen die voogdij van de echtgenoot en wel
door een besluit van Ptolemeus IV Philopator.
145
"Heeft verkocht Psenmenches, zoon van Panechatos,
Perzisch edelman, leeftijd 40 jaar, taille middelmatig,
teint sterk gebruind, slank, kaal voorhoofd, lange fi
guur, rechte neus, hinkend met de rechtervoet, litteken
op het linkeroog