ten" afgebeeld. Men zou zich op de netvliezen
stelsels van meridianen en parallelen kunnen
denken, met de meridiaan, waarvan het vlak
de oogas bevat, als nulmeridiaan, terwijl de
equators liggen in het (kern)-vlak door de oog
basis b en het gefixeerde punt P in fig. 4).
Overeenkomstige coördinaten in elk van de
stelsels wijzen corresponderende netvlieselemen
ten aan. Voorwerpspunten in de buurt van de
empirische horopter (nog geen dubbelbeelden)
worden op niet-corresponderende meridianen
geprojecteerd, zoals b.v. in fig. 4 de afbeeldin
gen Pi' en P" van P{ die gemeten langs de
equator QXP\' - Q>P\" als verschil hebben, zo
dat gesteld kan worden dat we x-verschillen
(tot op zekere hoogte) zien als afstandsverschil-
len; y-verschillen kan men introduceren door
een lens voor een van de ogen te houden.
Kleine y-parallaxen (Pi buiten kernvlak) zijn
waarneembaar, maar de stereoscopische waar
neming wordt bij toename van de y-parallax
vrij snel onmogelijk. De x-verschillen zijn al
eerder aangeduid als „langsparallaxen", de y-
verschillen noemt men vaak dwarsparallaxen.
Ruimtelijk beeld.
Het verschil tussen de netvliesbeelden in langs-
richting stelt ons in staat diepteverschillen waar
te nemen. Het is mogelijk een ruimtelijk beeld
te vormen door vanuit twee verschillende stand
plaatsen fotografische opnamen van dezelfde
voorwerpen te maken en aan elk oog een van
deze opnamen te presenteren, d.w.z. er worden
nu netvliesbeelden gevormd die verschillen ver
tonen of beter uitgedrukt: de op de netvliezen
geprojecteerde beelden verschillen in langsrich-
ting, er bestaan dus langsparallaxen die we als
diepteverschillen waarnemen. De opnamen zijn
te onderscheiden naar de wijze waarop ze
zijn gemaakt, n.l. met ongeveer evenwijdige
opnameassen zoals verticaal opnamen, obliques
en terrestrische opnamen of met convergerende
opnameassen, b.v. convergentopnamen.
Fig. 4.
Vliegrichting
Fig. 5. Opnamesituatie verticaalopnamen.
Fig. 6.
Overlap bij
verticaalopnamen
Vliegrichting
Fig. 7.
169