lijnen van de kemvlakken met de fotovlakken
heten kemstralen. Bij natuurlijk stereoscopisch
zien kijken we volgens een kemvlak, bepaald
door de ogen (oogbasis) en het gefixeerde punt.
Nu moet deze situatie nagebootst worden,
d.w.z. we moeten er voor zorgen dat b.v. L,P,
en L2P2 elkaar in P snijden om een goed stereo
scopisch beeld te krijgen, m.a.w. de opname
situatie reconstrueren.
Behalve dat de opnamen ongeveer dezelfde
schaal moeten hebben is waarnemen volgens
de kemvlakken dus een voorwaarde voor een
goede stereoscopische indruk. Het is daarom
nodig stereoscopische opnamen op tafel zo te
draaien dat corresponderende kernstralen in
eikaars verlengde parallel aan de oogbasis ko
men te liggen. In figuur 12 zijn KlOl en K.,02
corresponderende kernstralen. Bij verticaal
opnamen (het meest toegepast) is de basis onge
veer evenwijdig aan de opnamen, de kernpun
ten liggen oneindig ver weg en de kernstralen
zijn nagenoeg evenwijdig.
Wanneer dus de basis evenwijdig aan de oog
basis gelegd wordt zal er een goed stereosco
pisch beeld ontstaan.
Een voorbeeld van het in een bepaalde positie
draaien van twee verticaalopnamen, omdat
men volgens de kemvlakken wil waarnemen
is getekend in fig. 13. Deze situatie doet zich
voor wanneer men twee foto's uit verschillende
stroken stereoscopisch moet bekijken (fig. 14).
Fig. 12.
Fig. 13.
Fig. 14.
171