©©^©©GoG w®®[? LANDELIJKE GEBIEDEN Het hierna volgende is overgenomen uit de memorie van toelichting op de begroting voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor het dienstjaar 1974. Landinrichting Op 25 oktober 1972 is de Commissie Landin richtingswet met haar werkzaamheden begon nen. Deze commissie, ingesteld door de minis ters van Landbouw en Visserij en van Volks huisvesting en Ruimtelijke Ordening, heeft tot taak voorstellen uit te werken voor een land inrichtingswet die de Ruilverkavelingswet 1954 kan vervangen. Zoals reeds in de regeringsver klaring is gesteld, zal de Regering met voort varendheid deze nieuwe wet voorbereiden. De nieuwe wet zal de mogelijkheid moeten bieden voor een evenwichtige behartiging van zowel de belangen van de landbouw als van natuur en landschap. Onvervangbare natuurgebieden zul len worden beschermd. Ook de belangen van de openluchtrecreatie zullen moeten worden gediend. De nauwe verwevenheid vooral ook in ruimtelijk opzicht van deze belangen vereist, dat de algemene beginselen van de ruimtelijke ordening ten grondslag liggen aan de veelzijdige landinrichtingsprojecten. Bij de voorbereiding van de nieuwe wet zal dan ook ruime aandacht worden geschonken aan de samenhang tussen het streekplan, waarin de toekomstige ontwik keling van het gebied in hoofdlijnen wordt aan gegeven, en het landinrichtingsplan, dat vooral op de uitvoering van werken ten behoeve van bestaande of nieuwe bestemmingen is gericht. Deze samenhang vraagt om een coherente voor bereiding en besluitvorming van beide plannen. Het vorenstaande houdt tevens in, dat in het alge meen veelzijdige landinrichtingsprojecten slechts ter hand worden genomen als, via de voorbe reiding en - of vaststelling van het streekplan in de planologische hoofdlijnen inzicht is ver kregen. Daarmee wordt aangesloten aan de praktijk, zoals die in de laatste jaren bij het ruilverkavelingswerk reeds is gegroeid. Ander zijds demonstreert deze samenhang tussen beide plannen, van hoe grote betekenis het provinciale streekplanwerk allengs is geworden. De Rege ring is voornemens in de loop van 1974 over de hoofdlijnen van de Landinrichtingswet de desbetreffende adviesorganen te horen. Centrale open ruimte De handhaving van de centrale open ruimte vormt een van de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijke beleid. Ter bescherming van het groene hart van de Randstad zal de uitstraling naar kernen aan de buitenzijde van de beide vleugels van de Randstad worden bevorderd. In de regeringsverklaring is voorts in algemene zin geconstateerd, dat de verstedelijking van het platteland zal worden beteugeld. Naar het oor deel van de ondergetekende is dat met name actueel voor de centrale open ruimte. In dit parlementaire jaar zal de ondergetekende zich in nauwe samenwerking met de provinciale bestu ren van de desbetreffende provincies beraden over de daartoe te volgen strategie. Daarbij zal de ondergetekende ook de vraag onder ogen zien, in welk opzicht het beschikbare instrumen tarium aanvulling behoeft. Het met betrekking tot de centrale open ruimte te voeren beleid zal allengs ook een goede basis kunnen krijgen in de resultaten van een nieuw ondernomen onderzoek Midden Randstad. Dit onderzoek is gericht op het vinden van een urbaan systeem, waarbinnen een ontwikkeling kan plaatsvinden die zowel de kwaliteit van de stedelijke ring vergroot, als de mogelijkheden schept tot het ontstaan van een verscheidenheid van niet-stedelijke milieus binnen de ring, die het open karakter van dit gebied garanderen. Bij besluit van 28 september 1972 heeft de ambtsvoorganger van ondergetekende, mede na mens diens ambtgenoten van Landbouw en Visserij en van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk de opdracht tot dit onderzoek verleend aan het Engelse stedebouwkundige bureau Colin Buchanan and Partners te Londen en de Nederlandse ingenieursbureaus Grontmij N.V. te De Bilt en Adviesbureau Arnhem B.V. te Arnhem. Het onderzoek wordt begeleid door een bege leidingscommissie, waarin behalve de bovenge noemde ministeries ook de provinciale besturen van Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zijn vertegenwoordigd. Van de studie is thans het eerste, voorberei dende deel gereed gekomen. In dit deel is eer geavanceerde methode voor de eigenlijke studie ontwikkeld, volgens welke met diverse, ten dele nieuwe modellen de gevolgen van diverse be leidsmaatregelen kunnen worden nagegaan. Voorts is een nauwkeurige opgave verstrekt van de gegevens die nodig zijn en van de deelonder- zoekingen die daarvoor zo nodig nog moeten worden verricht. In overeenstemming met het gevoelen van de 257

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1973 | | pagina 17