is gebleken dat de nauwkeurigheid (0) in de hoekmeting ca. 0,05 gr bedraagt en de nauw keurigheid in de afstandmeting ca. 1,0 m bij 1000 middelingen. De opgegeven fabrieks- specificaties waren resp. 0 hoek 0,02 gr en afstand 0,75 m. Optredende fouten en foutoorzaken Afstandfouten met een veelvoud van ca. 28 m. De afstandmeting komt tot stand door het mid delen van de looptijden van 1000 pulsen. Wordt nu bij het uitzenden van 1 puls de interne klok wel gestart maar niet gestopt doordat het signaal om een of andere reden verloren gaat, dan zal de ontvanger sluiten na een bepaalde vaste tijd, welke afgestemd is op de maximaal te meten afstand, ca. 28 km. De gepresenteerde afstand wordt nu: het z.g. interferentie verschijnsel. Bij een micro golftransmissie over water bereikt b.v. de door Mobile uitgezonden energie de Fix direct, en via reflectie tegen het wateroppervlak, indirect. 999 X afstand 28.000 1000 afstand 28 m. Fouten in de optische hoek-encoder. De in het prototype van Artemis 2 toegepaste hoek-encoder vertoont een sinusvorming ver lopende hoekfout, waarschijnlijk doordat de hoek-encoder niet exact gecentreerd is op de verticale as van de Artemis-antenne. Uit vergelijkende hoekmetingen met de Arte- mis-walantenne en een theodoliet is het ver loop en de grootte van de fout vastgesteld, nl. sinusvorming met een amplitude van 0,08 gr. Bij eventuele metingen met het prototype kan deze fout worden verdisconteerd, terwijl bij een toekomstig serieproduct deze fout niet te verwachten is. Hoekfout tussen elektromagnetische as Fix en vizierlijn van de riclitkijker. In het ideale geval zouden deze elektromagne tische as en de vizierlijn samen moeten vallen. Gedurende de automatische meting behoort de vizierlijn van de richtkijker het hart van de Mobile-antenne te „zoeken". Doordat de bevestiging van de richtkijker op de Fix-antenne demontabel is, kan een con stante hoekfout van 0,020,04 gr ontstaan. Het interferentie verschijnsel Voor een betrouwbare meting wordt vereist een direct zicht verbinding tussen de antenne van de Mobile en de antenne van de Fix. De opstellingshoogten moeten zodanig zijn, dat de verbinding niet verbroken wordt door obsta kels tussen Mobile en Fix. De opstellingshoogten beïnvloeden bovendien De door de Fix ontvangen signalen kunnen elkaar versterken of verzwakken, zelfs geheel uitdoven. Bij welke afstand dit gebeurt wordt bepaald door de opstellingshoogten van de antennes. De mate van uitdoving, het belang rijkste effect bij interferentie, omdat daar het meeste nadeel van ondervonden wordt, wordt bepaald door de toestand van het water. Een ruw wateroppervlak geeft t.o.v. een spiegelglad wateroppervlak een opvulling van de interfe rentie-dippen te zien. De plaatsen van de twee belangrijkste interfe rentie-dippen worden ruwweg gevonden uit 2/r, h-, n h, h., R0 -.-" meter en R1 meter, waarin hx en h2 de opstellingshoogten van de antennes in meters zijn en X de golflengte van het microgolfsignaal in meters is. Aangezien de golflengte van de microgolven vast ligt: X 3.10~2 meter, kan verschuiving van de interferentie dippen alleen plaats vinden door de keuze van de opstellingshoogten hx en h>. Als vuistformules kunnen gehanteerd worden: /?o 70 h1 li2 meter en Rl 35 li1 h2 meter. Wat betreft dit interferentie verschijnsel ver dient een lage opstellingsplaats de voorkeur, omdat dan de afstand R0 zo klein mogelijk is en een interferentie dip dichtbij gemakkelijker „op te vangen" is omdat meer microgolf-signaal ter beschikking is. Radarstoring Tijdens proefmetingen op de Rotterdamse Wa terweg werd storing ondervonden op de Arte- mis metingen. Het vermoeden bestond dat deze storing ver oorzaakt werd door de boordradar van de meetvlet. Om dit verschijnsel te onderzoeken werden speciale proeven genomen, waarbij alle ter be schikking gekomen Artemis-gegevens geregis treerd werden op ponsband. De meetresultaten toonden aan dat optredende fouten van Artemis in de pas liepen met de rotatietijd van de boordradar. FIX MOBILE Fig. 4. 244

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1973 | | pagina 4