schermd. Reeds uit brieven van de Ammoniet Tubias blijkt, dat ook toen al dat gecombi neerde doel in contractvorm verankerd lag. In de antieke wereld kwam die vorm reeds meer algemeen in gebruik. Als gerechtelijke aktie ziet men echter niet vroeger dan in de oud-baby- Ionische rechtsgeschiedenis het dubbelcontract verschijnen. Op hetzelfde materiaal werd het dubbel geschreven: één exemplaar was open, het andere (gelijkluidende) was verzegeld en mocht slechts in geval van twijfel aan de juiste tekst van het open exemplaar worden ingezien. Volgens Dahm komt nergens op het tweede exemplaar een verkorte inhoud voor. Strass- maier vertelt hieromtrent, dat men bij gebroken stukken duidelijk de dubbelvorm kon herken nen, het ene omsloten door het andere. De kleicontracten (tabletten) werden gebrand of gebakken en daarna opnieuw met een kleiplaat omhuld, waarop men dan hetzelfde schreef en daarna verzegelde (lees ook H. Wincler, „Ge- schichte Bab. und Ass.", Leipzig 1892). Ook de oude Engelsen kenden een dergelijke garantie tegen vervalsing in hun case-tablets. Met een rietgriffel werd de tekst in de nog zachte massa van het tafeltje „gedrukt", waarna deze werd gedroogd of gebrand, met leempoe- der bestreken en met een kleihuis omgeven. Op de buitenkant werd het zegel ingedrukt en de zelfde tekst geschreven. Twijfelde men aan de inhoud, dan werd de huls er af getikt en kon men de voordien volkomen beschermde tekst lezen. Het is echter reeds bij de oud-babylonische teksten te merken dat verschillende ervan tot een inhoudsopgave zijn verkort. Reeds van 2900 v. Chr. af is het dubbelcontract bekend. Voorzover het Assyrië betreft (ook in het Nieuw-Assyrische Rijk) vindt men verschillende voorbeelden bij Kohler-Ungnad„Assyrische Rechtsurkunden"1913. Ze zijn eveneens gevonden onder de jongere hellenistische perkament (leer) handschriften. Het schijnt daarentegen dat ze niet in gebruik waren bij de joodse kolonie op Eefantine, waar uit de 5e eeuw v. Chr. verscheidene Aramese papyri in voortreffelijke staat aan het licht kwa men. Zij waren in het midden ingesneden; de scriptura interior was opgerold en verzegeld, de scriptura exterior was ook opgerold, maar slechts met een gestrikte band vastgehouden en dus gemakkelijk toegankelijk (Gerhard). Hoe jonger de datum, hoe meer het „open contract" wordt ingekort en zo verdwijnt het tenslotte geheel, om plaats te maken voor het open contract met zes getuigen, waarbij het excerpt uit de inhoud door een staatsnotaris is samengesteld en verzegeld (zie: A. B. Schwarz, ,,Die öff. und Privaturkunden int Röm-Egypten"). Sterk ingekrompen en verzegelde teksten uit 115-99 v. Chr. vindt men ook bij de laat- ptolemese (zie: Preisigke, „Griech. Papyri der Universitats- und Landesbibl. zu Strassburg", 1920). Heel lang bekend zijn daarnaast de in brons gegraveerde zogenaamde militaire getuigschrif ten uit het toenmalige staatsarchief. Twee recht hoekige bronzen tafeltjes werden tegen elkaar gelegd; door de gaatjes aan de rand trok men stalen ringen, zodat de tafeltjes open en dicht konden klappen. Op de zijden twee en drie schreef men nu de (beschermde) binnentekst. De door beide tafeltjes getrokken draad werd nu met de getuigenzegels verzegeld. Het buiten schrift bleef zichtbaar op zijde één. Ook wel bestreek men de bevestigingsdraden met een laagje was, waarop de getuigenzegels werden gesteld. De echte wastafeltjes zien wij verschijnen aan het einde van de lange periode met dubbel- contracten. Naast de diptychon komen de trip- tychons voor, van welke de middelste tafel met was bestreken, beschrijfbare kanten bevatte. De contracten stonden op zijde 2 en 3 (binnencon- tract), soms ook op zijde 4 of 5; het buiten contract op de voorzijde. Afbeelding van een exemplaar van 198 na Chr. bij Grenfell, „Bod leian Quarterly Record" 1919. Er is natuurlijk veel meer te zeggen over dit interessante onderwerp. Laten wij volstaan met de spijtige verklaring dat zowel het begin als het einde van de toepassing geheel in het duister ligt. Vindplaatsen na het jaar 300 kennen wij niet. Ook uit de vroege middeleeuwen is ons niets bekend. Over het schrift Sedert het ontstaan van de Karolingische minus kelen is het middeleeuwse schrift in vele hon derden jaren niet wezenlijk veranderd. Eerst toen zich in de kunst en de bouwwerken de Gotische stijl ontwikkelde, kwamen die veran deringen. Reeds in de 13e eeuw begon zich een splitsing in aktenminuskel- en aktencursiefhand- schrift af te tekenen. Wij vermelden dit omdat het schrift meestal een uitgangspunt was voor het onderzoek naar de datering van oorkonden (al zijn dan de meeste wel gedateerd). Als voor beelden dienen ons o.a. de particuliere oorkon den uit de keizerlijke kanselarij van Lotharius III (later ondergaat het schrift en zelfs het formaat van de perkamentbladen de sterke in vloed van de pauselijke kanselarij). De afme- 248

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1973 | | pagina 8