De oorsprong van
de eigendom
door H. van der Kooij, landmeetkundig ambtenaar A van de
Ruilverkavelingsdienst te Middelburg.
Het Kadaster is het geheugen van de grond
eigendom en volgt nauwlettend het grondprin
cipe van het leven „Ieder het zijne". Zoals
bekend is de hartstocht van het Kadaster de
jacht op de juiste definitie.
Elk particulier perceel wordt voorzien van ge
meente, sectie en nummer van elk grondstuk.
Dit is een defining down methode, die zelfs
kleine verspringingen in het beloop van de
grenzen nauwkeurig opneemt.
Voor eigendomsovergang van onroerende za
ken is een titel vereist, welke in openbare
registers moet worden overgeschreven (thans
ingeschreven). Deze overschrijving noemt men
de causa der levering, zodat het eigendoms
recht telkenmale via het Kadaster zijn aanvang
vindt.
Een uitspraak van de Hoge Raad terzake van
een eigen graf in een kerk luidt: „Voor het be
wijs van het eigendomsrecht is niet vereist een
onderzoek naar de wijze waarop het eigendoms
recht oorspronkelijk werd verkregen". Tezamen
met de kadastrale levering zijn dit afgeleide
titels van verkrijging. Eigendom ontstaat er niet
door, maar wordt er bij aan andere concrete
personen overgedragen. Nu is het niet het
ontstaan van de eigendomsrelatie tussen deze
persoon en die zaak welke belang inboezemt,
maar de oorsprong van het eigendomsrecht op
zich zelf.
Eigendom wil ik achtereenvolgens behandelen
als gevolg van:
1. occupatie,
2. arbeid,
3. als uitvloeisel van het biologisch zijn,
4. als uitvloeisel van het psychisch bewust
zijn,
5. als historisch feit,
6. als gevolg van sociaal contract,
7. als gevolg van een economische noodzaak,
8. als produkt van het wettenrecht,
9. als produkt van het natuurrecht,
10. of verkregen uit de hand van de Schepper.
Zo ontstaat een leer aangaande de eigendom
of wel dominiologie, waarvan het Kadaster
reeds de dominiografie levert.
Maar allereerst een beschouwing over bezit en
eigendom.
Bezit en eigendom
Van nature begint eigendom met bezit (aan
tekening: zitten sedere in het Latijn, bezitten
possedere). Terzake van de oorsprong van
de eigendom komt het er dus op aan de over
gang van bezit in eigendom op te sporen. In
de oertijd kon men zich het recht op een zaak
slechts voorstellen als het hebben der zaak,
dus datgene wat men nu onder bezit verstaat.
Scheiding van bezit en eigendom is het gevolg
van de ontwikkeling der maatschappij, die het
absenteïsme mogelijk heeft gemaakt. Art. 585
B.W. noemt bezit het houden of genieten ener
zaak welke iemand in zijn macht heeft, alsof
zij hem behoorde. Bezit is dus een beschik
kingsmacht. Of het rechtmatig is of niet blijft
in het midden. Bezit is een feit en nog geen
recht. Bezit geeft slechts potentieel recht (zie
bijv. 604 B.W.). Eigendom is opgeheven bezit.
Hoe vindt deze opheffing plaats? Bezit is een
verhouding in de ruimte en de tijd. Alleen
deze feitelijke betrekking mens-zaak is zintuig
lijk waarneembaar. Het bewijs van bezit kan
alleen in de tegenwoordige tijd geleverd wor
den. Eigendom daarentegen is een verhouding
van de geest (zij is niet zintuiglijk waarneem
baar, het bewijs ligt in het verleden). Met bezit
gemeen is de innerlijke wil. Deze is niet bewijs
baar. Hij moet op zijn minst geuit worden
(verklaarde wil). De wilsverklaring ten over
staan van alle anderen is nu juist het kardinale
verschil tussen bezit en eigendom. Indien men
Motto: „Wie viel ist Dein?
Der Kreis den meine
Wirksamkeit erfiillt"
(Goethe: Prometheus)
283