en andere voorstanders van nationalisatie ma
ken van dit argument wel gebruik om alle
grondbezit voor de gemeenschap op te eisen:
„the land to the people". Soms is arbeid de
enig waarneembare oorzaak van de waarde van
de grond. In een vrije economie met open
mogelijkheid tot het occuperen van grond is
de verkoopwaarde van cultuurgrond namelijk
gelijk aan de waarde van de aangewende hoe
veelheden kapitaal en arbeid. Men zou gelijke
kwantiteiten arbeid moeten aanwenden om van
woeste grond land van goede kwaliteit te
maken.
Kritiek: Een laatste verklaring van eigendom
geeft de arbeidstheorie echter niet. Men zal
slechts moeite en arbeid aanwenden indien
men het ervoor houdt dat de zaak reeds eigen
dom is.
Historisch gezien is het juist, dat grondbezit
ontstond uit gebruiksrechten in allerlei vorm
zoals jacht-, weide- en sprokkelrecht, het recht
om bossen te rooien en heide te ontginnen.
Men moet dus toegeven dat occupatie en arbeid
de oorspronkelijke oorzaken van bezit zijn. Zij
geven echter geen bevredigende verklaring van
het eigendomsinstituut. Beide zijn concrete wij
zen van bezitverkrijging en verschaffen slechts
feitelijke heerschappij. Een feit geeft nog geen
recht; het fundament van de eigendom moet
dus iets anders zijn. Het verdere onderzoek
naar de oorsprong van de eigendom is niet de
facto maar de jure.
Eigendom als biologische categorie
Het denkbeeld dat het eigendomsbegrip inhe
rent is aan het leven als zodanig, wordt o.a.
verdedigd door R. Petrucci (Les origines natu
relles de la propriété, Bruxelles 1905).
Bij het vegetatieve leven vinden we al vormen
van eigendom. De plant bezet een deel van
de bodem. Hij zet mineralen om in knollen,
bladeren en stengels, en vermeerdert op deze
manier zijn bezit.
Uit het dierenrijk zijn tal van voorbeelden te
geven. De amoebe nestelt zich op een plant,
verbreekt de celwand en slurpt de inhoud op.
De heremietkreeft occupeert een schelp om
zijn weke achterlijf te beschermen. Hij ver
dedigt de schelp als zijn eigendom. Het web
van de spin is een vorm van eigendom door
arbeid. Bij sommige insecten vinden we samen
werking. Gezamenlijk maken mieren hun nest,
verzamelen voedsel en houden huisdieren. Vis
sen hebben schuilplaatsen en maken nesten.
Reptielen hebben vaste verblijfplaatsen en nes
telen eveneens. Bij de vogels is er collectief en
familiair bezit en jachtterrein. Zoogdieren leg
gen voorraden reservevoedsel aan, hebben een
jachtgebied en jagen op prooi.
Het leven roeit met de riemen die het heeft.
Het afbakenen van een territoir geschiedt door
zang (vogels), deponeren van meststoffen (nijl
paarden), urine (honden) of door een aparte
reukklier (bunzing). Als men de grenstekens
verwijdert worden deze door het laatstgenoemde
dier hersteld.
De overgang van dit stadium naar de super
structuur van een kadaster is maar een stap:
Anatole France zegt: „de mens heeft om het
systeem van de wereld te grondvesten niet meer
dan de geperfectioneerde kreet van apen en
honden".
Bezit is dus een primaire levensuiting. Ieder
organisme occupeert ruimte en heeft de drang
zich te handhaven. Hiertoe is voeding en een
onderkomen nodig. Bepaalde elementen wor
den hiertoe als eigendom beschouwd, soms
gewelddadig tot eigendom gemaakt. De moge
lijkheid van diefstal bevestigt het feit van het
bezit.
De oorsprong van bezit ligt dus in de natuur
der dingen zelf; in de noodzaak van aanpassing
aan het milieu waarin het organisme is ge
plaatst. De bezitsvorming vindt bij dieren on
bewust plaats; de mens is de enige bewuste
bezitter.
De mens is verder het enige organisme dat
een hand heeft met een opponeerbare duim,
een orgaan dat bij uitstek geschikt is om te
grijpen en in bezit te nemen. „Deze huizen zijn
in één hand". Iemand noemde alle eigendom
dan ook „supplementaire ledematen". Parallel
aan de ontwikkeling van de hand gaat de evolu
tie van de hersenen en de geest. Zoals we
zullen zien, is dit uitsluitend bezit van de geest
eerder de oorsprong van de menselijke eigen
dom. De conceptie van eigendom veronderstelt
immer een Zfc-bewustzijn, dat alleen de mens
heeft.
De biologie verklaart dus weliswaar op uit
nemende wijze de grondslag van bezit, niet
echter van eigendom. Bij dieren komt het laat
ste niet voor.
De wilstheorie doet nu een eerste poging om
de kloof tussen bezit en eigendom te overbrug
gen.
De wil als oorsprong van de eigendom
Zoals het voor Goethe de geest is „der sich
den Körper baut", zo is het voor Hegel de wil
die zich de eigendom bouwt. Eigendom is een
recht, en Hegel noemt de wil de grondslag van
286