oorzaak van eigendom noemen dan het willen.
b. Een mens kan veel meer willen dan hij ooit
waar kan maken. Men kan wel een deel van
de Sahara willen hebben, en dit proclameren
ook. De mens is echter gebonden aan de fysi
sche grenzen van zijn kunnen. Als men zijn wil
kenbaar maakt zonder heerschappij uit te
oefenen zal hij niet zonder meer geëerbiedigd
worden. Het Romeinse recht zegt dan ook dat
het bezit „animo et corpore" moet zijn; willens
en feitelijk. De transacties van dagbladen, waar
bij 10 jaar geleden delen van Mars en van de
maan werden verkocht, missen dus alle recht,
daar een feitelijke machtsuitoefening ontbreekt.
c. De verhouding van individu tot gemeenschap
heeft aan de meest uiteenlopende maatschappij
theorieën het aanzijn gegeven. Enkele volgen
nog.
De leer van het maatschappelijk verdrag
Uit het voorgaande bleek al, dat eigendom in
het algemeen niet berust op éénzijdige wil,
maar op een wilsovereenstemming. De aanhan
gers van de contracttheorie nu, leiden de oor
sprong van de staat en van de eigendom beide
af van een eens gesloten verdrag, een contract
van allen met allen.
Cicero zegt dat de staat in hoofdzaak tot be
scherming van de eigendom is gesticht. Overal
waar de eigendom niet door de overheid wordt
beschermd moeten de mensen als vijanden
tegenover elkaar staan.
Justinus vertelt van de voortijd waarin alle din
gen gemeen en onverdeeld waren, alsof het een
vaderlijk erfgoed was. Ons particuliere eigen
dom zou dan niet meer zijn dan een afbakening
van belangen die op een gegeven moment in
de geschiedenis heeft plaats gevonden.
Hugo de Groot noemt eveneens dit vroeger ge
sloten verdrag: „Van gelijken leren we hieruit,
hoe en op wat wijze de goederen in eigendom
zijn geraakt, te weten niet door een enkele
drift of begeerte van het herte, omdat niemand
konde weten wat een ander airede bij zichzelve
verkoren had om het zijne te wezen; gelijk
doch velen een en het zelve konden begeren,
maar door zeker verdrag, 't zij uitgedrukt als
door delingen, 't zij verzwegen als door aan-
vaardinge".
Hobbes en Spinoza gaan uit van een oorspron
kelijk dierlijke toestand van de mens. In deze
natuurtoestand was recht en macht identiek.
Er heerste een oorlog van allen tegen allen.
De ene mens was een wolf voor de ander.
Als de mens tot verstand is gekomen, erkent
hij dit als ondoelmatig. Ieder ziet af van zijn
persoonlijke vrijheid en men besluit bij onder
linge overeenkomst eikaars persoon en eigen
dom te respecteren.
Rousseau gaat uit van een paradijselijke on
schuld waarin de van nature goede mens in
origine verkeerde. Dit ontaardt in een onzekere
vrede doordat weliswaar de natuurlijke wetten
gelden, maar een rechter ontbreekt. Bij af
spraak stelt men nu gezaghebbers in. Ieders
persoonlijke wil wordt ondergeschikt aan de
algemene wil (volonté generale). In ruil voor
de natuurlijke vrijheid ontvangt men de burger
lijke vrijheid. Rust en zekerheid worden door
dit contract gegarandeerd; de staat is ontstaan.
Het eigendomsrecht wordt door het contract
erkend. Rousseau noemt het „le droit le plus
sacré de tous les droits des citoyens".
Kant (bewonderaar van Rousseau) onderscheidt:
1. zintuiglijk waarneembaar of empirisch bezit
en 2. rechtmatig bezit. Beide zijn een ver
binding van de wil van een subject met een
voorwerp, onafhankelijk van de verhoudingen
tot dat voorwerp in ruimte en tijd. Als een
rechtsverhouding (in tegenstelling tot fysisch
bezit) berust eigendom op de erkenning
van alle anderen en op de bescherming der
rechtsgemeenschap. Eigendom is daarom alleen
in burgerlijke samenlevingen d.w.z. in staten te
verwezenlijken: „Der Vernunfttitel der Erwer-
bung kann nur in der Idee eines a priori ver-
einigten Willens aller liegen, welche hier als
unumgangliche Bedingung stillschweigend vor-
ausgesetzt wird". Kant spreekt in dit verband
van Vernunftrecht in tegenstelling tot natuur
recht, dat bij hem ongeveer de toestand vóór
de rechtsordening weergeeft. Het contract is
geen werkelijk verdrag, doch „Idee" ervan.
Volgens de historicus de Laveleye is de grond
nooit res nullius geweest, maar steeds collec
tief bezit van een tribus of clan. De eigendom
zou bij alle volken een gelijke ontwikkeling
doorgemaakt hebben en wel 1. gemene eigen
dom en gemeen gebruik, 2. gemene eigendom
en particulier gebruik en 3. particuliere eigen
dom en particulier gebruik. Ergens tussen 1 en
3 zou dan een contract tot verdeling zijn opge
maakt. Dit is dan de oorsprong van de eigen
dom, want in de toestand waarin alles aan allen
behoort is er nog niets „eigens" aan de eigen
dom.
Al deze theorieën zijn bekend als de leer van
het maatschappelijk verdrag (contrat social). Zij
hebben algemeen weerklank gevonden. Hegel
erkent dat recht en zedelijkheid eerst in staats
verband mogelijk zijn. Ook Fichte noemt de
rechtelijk verbindende kracht van de eigendom
288