gegeven van de verdeling van de acht aanvaarde ruilverkavelingsblokken over de verschillende typen landelijk gebied. Uit het overzicht blijkt dat in de gemengd agrarisch-recreatieve gebieden een vrijwel even grote oppervlakte opnieuw wordt ingericht als in de grootschalige landbouwgebieden. Het ruilverkavelingsbeleid ondervindt de laatste jaren een grote belangstelling, zowel van de kant van politici als van vele anderen die zich nauw betrokken voelen bij de reconstructie van het landelijke gebied. De voorbereiding van ruilverkavelingsplannen is door de sterker wor dende tegenstelling tussen de landbouwkundige en niet-landbouwkundige belangen, die met name in de landschappelijk gevoelige gebieden optreedt, bepaald niet eenvoudig. De heftige discussies tussen voorstanders en tegenstanders van verkavelingsplannen zijn in korte tijd een algemeen beeld geworden. Deze discussies, in menig geval uitlopend op acties van voor- en tegenstanders, zijn niet beperkt tot verkavelin gen waarover nog gestemd moet worden, maar vinden ook plaats bij ruilverkavelingen die in de uitvoeringsfase verkeren. Een wijziging van de plannen, waarbij de nieuwe inzichten in de waardering en de betekenis van natuur- en landschapsbehoud beter tot zijn recht komen, blijkt soms mogelijk (rvk. Oirschot-Best, rvk. Holten-Markelo). In dit verband is het van belang te vermelden dat over de toepassing van de Nota over de openbaarheid bij de voorberei ding van het ruimtelijk beleid op het ruilverka velingsbeleid in de Centrale Culturtechnische Commissie reeds een eerste discussie heeft plaatsgevonden. Het overleg en de voorlichting tijdens de voorbereidingsfase zullen nog inten siever plaatsvinden waarbij een ruime kring van belangstellenden zal worden betrokken. Bij het opstellen van haar inrichtingsplannen tracht de Centrale Cultuurtechnische Commissie zoveel mogelijk uit te gaan van de streekplannen, zo dat de discussies over het ruilverkavelingsplan zich kunnen afspelen tegen de achtergrond van een duidelijk regionaal planologisch beleid. De functies van het landelijke gebied zijn in de loop der jaren voortdurend in aantal en beteke nis toegenomen. Ten tijde van het uitbrengen van de Tweede nota over de ruimtelijke orde ning in 1966 lag het accent vooral op de rol van het landelijke gebied als open groene ruimte in het verstedelijkingsbeeld. In de afgelopen jaren is daarnaast in toenemende mate de aan dacht gevestigd op de totaliteit van de waarden, die het in de loop der tijden gevormde land schap uit ecologisch en cultureel oogpunt heeft. In de positie van de landbouw in de Nederland se ruimte treedt een verschuiving op, waarbij naast de economische functie als leverancier van plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen en grondstoffen andere functies aan de land bouw worden toegekend, zoals het beheer van de groene ruimte zowel in de sterk verstedelijkte als in de landschappelijk gevoelige gebieden. De wijze waarop aan dit beheer vorm en in houd kan worden gegeven, zonder dat de be langen van de direct erbij betrokken boeren in de knel komen, zal van gebied tot gebied sterk kunnen en moeten variëren. Een voorbeeld van de wijze waarop deze visie gestalte krijgt is de ruilverkaveling Agelo-Reutum (Ov.) waar be heersovereenkomsten worden afgesloten met de boeren die zich daarvoor aanmelden. De waar devolle heggen en houtwallen kunnen op deze wijze intact worden gehouden, terwijl het on derhoud van deze karakteristieke landschaps elementen is gewaarborgd. Ook in andere ver kavelingen wordt toepassing van dergelijke be heersovereenkomsten overwogen, zoals in de reeds eerder genoemde ruilverkaveling De Poel-Heinkenszand. De Raad van advies voor de ruimtelijke orde ning heeft in zijn advies van 1 juni 1972 over de punten, die naar zijn mening bij de voor bereiding van de Aanvullende nota over de ruimtelijke ordening de aandacht dienen te krijgen, er o.m. op gewezen dat dringend behoefte bestaat aan een goed inzicht in de ontwikkelingen in de agrarische sector, ten einde deze regionaal te kunnen inpassen. Hierbij dient nader te worden ingegaan, aldus de Raad, Verdeling van de in 1972 aangenomen ruilverka velingen over de functioneel te onderscheiden lande lijke gebieden. 1 Stedelijke gebieden, incl. de centrale open ruimte: geen 2 Gemengd agrarisch-recreatieve gebieden, incl. de park- en watersportgebieden van lokale en natio nale betekenis: rvk. Rolde (Dr.) 5230 ha rvk. Anloo (Dr.) 5591 ha rvk. Aalten (Gld.) 7240 ha rvk. Overloon-Merselo (N.Br./L.) 8017 ha 26078 ha (50,4%) 3 Landbouwgebieden van overwegend grote schaal: rvk. Ferwerderadeel (Fr.) 7928 ha rvk. Wonseradeel-Noord (Fr.) 8156 ha rvk. Kapelle-Wemeldinge (Zld.) 3548 ha rvk. De Vier Noorder Koggen (N.H.) 6027 ha 25659 ha (49,6%) 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 11