van de staat. 2. Als algemene titel: Allereerst
blijkt de wet de regel „arbeid geeft eigendom"
te breken. Na de afsluiting van het IJsselmeer
werd de waterstand verlaagd zodat langs de
oever uitgestrekte gronden droogvielen. Om te
voorkomen dat de aanwasregel van art. 651 BW
zou worden toegepast, was de staat verplicht
door delimitatiecontracten de grens van water
en oeverpercelen te fixeren. De arbeid aan de
afsluitdijk gaf dus een onzeker recht op de
erdoor veroorzaakte grondaanwas. Ook het
contractenrecht wordt doorkruist door wetsbe
palingen. Een firma die een centrale verwar
mingsinstallatie had geleverd op voorwaarde
dat de eigendom eerst overging na volledige
betaling, verloor zijn recht door een BW-artikel.
De koper failleerde namelijk en de hypotheek-
gevers legden beslag op het pand. De installatie
was door natrekking onroerend geworden en
werd dus met het pand geveild. Daar geen
enkele schuld bevoorrecht is boven hypotheek,
ontving de leverancier nihil.
De gedachte dat het positieve recht de grondslag
van de eigendom zou zijn is vaak verkondigd.
Wij geven hier een aantal opvattingen.
Oorspronkelijk was volgens Bijnkershoek bezit
afdoende, daar niemand een beter recht had om
de bezitter uit zijn bezit te stoten. Dit recht is
evenwel verbonden aan de uitoefening ervan.
Is het bezit weg, dan is daarmee het recht
verdwenen. Een maatschappelijk contract, niet
in de betekenis van een verdrag van het gehele
menselijke geslacht, maar als burgerrecht (jus
civile) is nodig om eigendomsrecht te continue
ren als het bezit ophoudt. Anderen zouden im
mers vrij zijn de zaak te bemachtigen.
Volgens Bentham is de eigendomsverhouding
niet van materiële maar van metafysische aard.
Zij hangt geheel af van opvattingen van de
geest. Van nature is er geen eigendom, zegt hij.
Eigendom en wet zijn tegelijk ontstaan en zullen
tegelijk tenietgaan. Vóór de wetten was er geen
eigendom. Neem de wetten weg en alle eigen
dom houdt op. Alleen op de beloften van de
wet kan men rekenen.
Montesquieu zegt: „Daar de mensen afstand
hebben gedaan van hun natuurlijke onafhanke
lijkheid om te gaan leven onder staatkundige
wetten, hebben zij van de natuurlijke gemeen
schap van goederen afstand gedaan om voort
aan te leven onder burgelijke wetten. De eerste
wetten verzekeren hun de vrijheid, de tweede
de eigendom".
Ook Maine noemt de wet de oorzaak van de
overgang van primitief collectief bezit naar pri
vaatbezit. Het oudste recht kende namelijk
ongeveer de individu niet. De Romeinen hebben
de grootste dienst aan de beschaving bewezen
door het individu te bevrijden van het gezag
der primitieve maatschappij. De privaateigen
dom zou zijn uitgangspunt hebben genomen in
de wetgeving der Quiriten, die aan de eigendom
het onvoorwaardelijk recht van gebruik en ver
bruik verbonden.
Van Mirabeau is de uitspraak: „La loi seul
constitute la propriété, paree qu'il n'y a que la
volonté publique qui puisse opérer la renoncia-
tion de tous et donner un titre commun, un
garant a la jouissance d'un seul".
De bewijzen dat eigendom uit de wet ontspringt
zijn legio. De wet omschrijft de bevoegdheden
/an de eigendom, regelt de oorsprong, de over
gang, de grenzen en het tenietgaan van eigen
dom.
a. Bevoegdheden. Het Romeinse recht defi
nieerde eigendom als het recht een zaak te ge
bruiken en te misbruiken „zolang als de rechts
regel dit toelaat". Men kan in ons land geen
juiste definitie van eigendom geven zonder te
verwijzen naar art. 625 B.W. Dit luidt: Eigen
dom is het recht om van een zaak het vrij genot
te hebben en daarover op de volstrektste wijze
te beschikken enz. Als het nieuwe B.W. van
kracht is kan men zich slechts op de volgende
formulering beroepen: Eigendom is het meest
volledige recht dat een persoon op een zaak
kan hebben. De eigenaar heeft de bevoegheid
om, met inachtneming van de op wet, verorde
ning en ongeschreven rechtsregels gegronde
beperkingen, de zaak naar goedvinden te ge
bruiken en daarvan de vruchten te trekken,
alsmede over de zaak te beschikken, een en
ander behoudens de rechten van anderen.
Eigendom is eigenlijk de bevoegdheid iets van
de houder terug te vorderen (revindicatierecht).
Dit wordt door art. 629 B.W. verleend.
b. Oorsprong. 1. Naar het subject: Een vereni
ging die geen rechtspersoonlijkheid bezit kan
geen eigendom verkrijgen. 2. Naar het object:
Verdiepingseigendom werd in ons land pas
mogelijk nadat deze wettelijk geregeld was.
c. Overgang. Art. 639 B.W. zegt dat eigendom
van zaken op geen andere wijze verkregen kan
worden dan door toeëigening, natrekking, ver
jaring, erfopvolging en levering. Het Ontwerp
B.W. doet geen poging tot limitatieve omschrij
ving en zegt, dat eigendom slechts op de door
de wet aangewezen wijzen wordt verkregen.
Twee overgangen verdienen aparte aandacht,
omdat zij de juistheid van de wetstheorie illu
streren, namelijk erfopvolging en verjaring.
Wanneer geen testament aanwezig is, treedt erf
opvolging krachtens de wet in werking. Ook bij