testament behouden sommige erfgenamen een legitieme portie (lex wet). Engeland kent het uitsluitend erfrecht van de oudste zoon (majo raat). In Duitsland geldt nog wel het jongsten- en het oudstenerfrecht. Alleen een verschil in wetgeving handhaaft deze opvattingen. Zonder wetgeving zou eigendom door verjaring onmogelijk zijn. Volgens een vroeg-Romeinse wet gaf twee jaar onafgebroken bezit van land eigendom. Van roerende goederen één jaar. Justinianus noemt tien of twintig jaar voor land, drie jaar voor roerend goed. Naar ons burgerlijk recht is dertig of twintig jaar nodig om onroe rend bezit in eigendom over te doen gaan. Het ontwerp B.W. beoogt een verkorting van de termijn voor verkrijgende verjaring tot tien jaar, voor de bevrijdende tot twintig jaar. De termijnen van verjaring zijn dus uitsluitend van de rechtsregel afhankelijk. Verjaring in het algemeen is een middel om iets te verkrijgen door het verloop van een bepaalde tijd en onder voorwaarden bij de wet bepaald (1983 B.W.) Zonder wet zou er van verjaring geen sprake zijn. Men zou, na honderd jaar een goed onbe heerd te hebben gelaten, dit nog op kunnen vorderen. d. Grenzen van het eigendomsrecht. 1. De Duitse Grondwet van 1919 bepaalde in art. 153: De eigendom wordt door de wet erkend. Zijn inhoud en grenzen blijken uit de wetgeving. 2. In Engeland wordt alle land „gehouden" van de Kroon. De wet handhaaft deze doctrine nog, die op Willem de Veroveraar teruggaat. 3. Bui ten de door de wet genoemde zakelijke rechten kunnen geen nieuwe worden gevestigd. Het aantal zakelijke rechten is dus gesloten. 4. De wetten zijn aan een territoir gebonden. De wijze waarop onroerende goederen worden verkregen is ingevolge A.B. 7 onderworpen aan de wet van het land waar zij liggen. Onroerend goed versterft daarom naar de wet zijner ligging. e. Tenietgaan van eigendom: De eigendom van mensen (slavernij) werd door de wet afgeschaft (B.W. 2). Samenvatting. De wetgeving trekt zich als het ware samen rond de eigendomsgedachte. De som van alle rechtsregels is verdisconteerd wan neer men zegt: Dit is mijn wettig eigendom. De wet maakt eigendom van een natuurlijk recht tot een burgerrecht, dat regels vaststelt voor dat wat behoort. De wet is geen inperking van mijn vrijheid maar verschaft mij juist vrij heid doordat zij de rechten van anderen op mijn eigendom afsnijdt. Zo alleen wordt het mijn en dijn tot een recht. Dit eigendomsrec/zt, door de staat in het leven geroepen kan dus ook door de staat naar willekeur worden gewijzigd, beperkt en van bepaalde objecten worden afge schaft. Het is niet de bedoeling van de wet om eigen dom te doen ontstaan; zij reguleert alleen. Eigendom is een geestesprodukt, een juridisch begrip. Er moet een medium zijn dat begrips vormend optreedt en dit is de wet. De wet is dus geen causa van het recht maar de norm ervan. De wet maakt het recht niet; het recht eist dat er wetten zijn. „De wet is het behoud van het gemenebest", (Lex reipublica conserva- tio) zo staat het op het raadhuis van Brouwers haven. (Omdat ons land een koninkrijk is, is het woord republiek door de tand des tijds weggeknaagd). Deze Latijnse tekst is overigens op een gecalligrafeerde oorkonde door het Bureau Ruilverkaveling Middelburg meegege ven aan de heer Ir W. J. J. van Lent, na zijn werk als landmeter-deskundige van de Herver kaveling Schouwen-Duiveland, bij zijn benoe ming tot ingenieur-verificateur van de Ruil- verkavelingsdienst. Ook de voorschriften zijn immers het behoud van de ruilverkavelingsge meenschap De wet is dus geen oorzaak van de eigendom maar de formule ervan. Als algemene definitie van eigendomsrecht geven we met Wagner: „Het juridisch geformuleerd geheel van de eco nomische macht van een juridisch-economisch subject ten aanzien van zaken". De wet zou men de formele oorzaak van eigendom kunnen noe men. De conceptie van eigendom is niet het gevolg maar de basis van alle wetgeving. De leer van het natuurrecht Het natuurrecht is eigenlijk geen recht maar zedenleer. Het houdt verband met ethiek en moraal (Latijn: mores zeden, gewoonten; gewoonte is tweede natuur). Het natuurrecht is geen juristenrecht, maar het ligt er aan ten grondslag. Ook juristen beroepen zich op de gewoonte, op wat door allen overal en altijd is aangenomen. Eigendom zou nu een dergelijke, algemeen aangenomen gewoonte zijn. De aanhangers van het natuurrecht onderstellen boven het door de wetgever opgelegde, onvol maakte positieve recht nog een ander, naar tijd en plaats niet variërend, niet uit het bevel des wetgevers voortvloeiend en beter of hoger recht (Kisch). Het natuurrecht laat zich op twee manieren afleiden. Het was bijv. Griekse rei zigers in de oudheid al opgevallen dat hetzelfde rechtsprobleem (huwelijk, eigendom, vererving, staatsvorm, rechtspraak, wetgeving enz.) bij verschillende volken analoge oplossingen had gevonden. Een grootste gemene deler van dit recht noemden zij nu natuurrecht. Anderzijds is 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 5