natuurrecht het kernrecht, dat aan alle codifi
catie en regeling voorafgaat. Het staatsrecht is
geen inperking doch nadere determinatie van
het natuurrecht. Het positieve recht is een vorm
van veranderend natuurrecht.
Het natuurrecht verschilt wezenlijk van het wet-
tenrecht. Het natuurrecht geldt absoluut. Door
mensen gevormd recht geldt slechts relatief,
gebonden aan tijd, plaats en omstandigheden.
Het natuurrecht is een ideëel recht; het behoort
niet tot de werkelijke ervaring. Verder ont
breekt bij het natuurrecht het gezagsorgaan dat
aan de norm kracht geeft. Omdat het vrij van
dwang is grenst natuurrecht aan anarchie.
Leven onder een natuurrecht is alleen mogelijk
wanneer alle mensen van goede wille zijn (oer-
christendom, kloosters).
Een van de natuurlijke en alom erkende rechten
van de mens is nu het eigendomsrecht. In de
meeste beschaafde landen wordt eigendom in
de grondwet erkend. Dit grondwetsrecht is jus
constituendum, d.w.z. nog nader vast te stellen
recht. Dit pleit voor het gevoel, dat eigendom
aan de codificatie in de wet voorafgaat. Enkele
voorbeelden: De Engelse Magna Charta van
1215 bepaalde: No freeman shall be deprived
of his freehold. Een artikel van de Petition of
Right (1627) luidde: The ancient and undoubt
ed right of every freeman is, that he hath a full
and absolute property in his goods and estate.
De grondwet der V.S. bepaalt: No person shall
be deprived of life, liberty or property without
due process of law; nor shall private property
be taken for public use without just compen
sation. Artikel 2 van de Franse constitutie van
1793 gebruikt zelfs het woord natuurrecht: Les
droits naturelles der mensen bestaan in égalité,
liberté, sureté et propriété. Onze grondwet van
1815 bepaalde: Ieder ingezeten wordt gehand
haafd in het vreedzaam bezit en genot zijner
eigendommen. Niemand kan van enig gedeelte
derzelve worden ontzet, dan ten algemene nutte,
in de gevallen en op de wijze bij de wet te
bepalen, en tegen behoorlijke schadeloosstelling.
(In de huidige grondwet ontbreekt het eerste
deel). Het recentste en algemeenste bewijs van
de natuurrechtelijkheid van de eigendom geeft
de Universele Verklaring van de rechten van
de mens (1948). Zij proclameert als een van de
„gelijke en onvervreemdbare rechten van alle
leden van de mensengemeenschap en als grond
slag voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in
de wereld" in art. 17: Een ieder heeft recht op
eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met an
deren. Niemand mag willekeurig van zijn eigen
dom worden beroofd.
De encycliek Rerum Novarum zegt: Daar de
particuliere eigendom niet in de menselijke wet,
maar in de natuur zijn uitgangspunt vindt, kan
het staatsgezag hem niet afschaffen, doch
slechts zijn uitoefening regelen en in overeen
stemming brengen met het algemeen welzijn.
De menselijke natuur is wellicht datgene wat
overeenstemt in alle volken en wat de Romei
nen jus gentium noemden. Een natuurlijk recht
is bijv. het recht om te leven. Dit veronderstelt
het recht op enig voedsel. Het recht van een
persoon op een zaak is primair het recht op
het eigen lichaam, dat de mens als geestelijk
wezen toekomt. De individuele persoonlijkheid
zou dus de basis van de privaateigendom zijn.
Kritiek: Het natuurrecht verklaart ten aanzien
van de eigendom niet meer dan het algemeen
gebruiksrecht (jus utendi) dus bezitsrecht. De
natuurwet is, dat alle dingen aan allen gemeen
schappelijk behoren. Privaateigendom is een
gevolg van gewoonte en positief recht, en geen
uitvloeisel van een natuurwet. Privaateigendom
handhaaft slechts de staat. Dit is geen natuur
wet, maar cultuurrecht.
De persoonlijkheidstheorie faalt eveneens. Een
mens is zowel individu als sociaal wezen. Ook
de eigendom heeft daarom een individueel en
sociaal accent. De persoonlijkheid alleen kan de
eigendom niet verklaren. Wel kan men zeggen,
dat het natuurrecht is, dat de mensen in staats
verband leven. De mens wordt pas persoon in
het recht na zijn erkenning door anderen. Ook
hier is de wet middel. „Een ieder heeft het
recht als persoon erkend te worden voor de
wet". (Handvest van de rechten van de mens).
Wij moeten hier dus terugverwijzen naar de
contracts- en wetstheorie. De eigendom mist als
louter natuurrecht een juridische basis. Zonder
wetgeving is er geen sprake van eigendom,
zonder staat evenmin. De leuze van het anar
chisme is juist de afschaffing van de eigendom.
Het natuurrecht wankelt ook, omdat er geen
onveranderlijk mensenrecht blijkt te bestaan.
De zeden van de mens veranderen onophoude
lijk; het recht mèet dus naar tijd en plaats
verschillend zijn. Derhalve is het wettenrecht de
grondslag van het eigendomsrecht.
Recht en wet
De Romeinse digesten zeggen: Het recht wordt
niet aan de regel ontleend, doch uit het recht
dat er is, ontstaat de regel. De wet maakt het
recht dus niet; het recht eist dat er wetten zijn.
In het algemeen vindt codificatie pas plaats na
dat de praktische behoefte ertoe gevoeld wordt.
De emancipatie van de vrouw bijv. gaat buiten
de wetgeving om. Hier is sprake van gewoonte
recht dat naast de wet ontstaat en waar de
6