af te leiden uit de rotatievergelijkingen van Euler. Zo bekeken is de algemene aardrotatie één verschijnsel dat op grond van waarnemings procedures en interessesferen in de praktijk uiteenvalt in deelverschijnselen: precessie en nutatie, poolbeweging en daglengte. De verge lijkingen van Liouville bevatten de traagheids- tensor van de aarde en hieruit volgt dadelijk dat een vervorming van de aarde in het alge meen de draaiing van de aarde zal beïnvloeden en dat bij voorbeeld aard getijden zo op indi recte wijze op de draaiing invloed uitoefenen. Vanouds hebben geodeten de sterrenhemel ge bruikt voor de bepaling van de plaatselijke loodrichting, als indicator van hun positie op aarde en voor de oriëntering van hun drie- hoeksnetten. De draaiing van de aarde ten op zichte van de sterrenhemel moet hierbij in reke ning worden gebracht, maar zelden is het nodig rekening te houden met de schommeling van enkele meters van de aarde ten opzichte van de draaiingsas, de poolbeweging. In de satellietgeodesie wordt de poolbeweging wel in rekening gebracht en omgekeerd bieden satellietgeodetische methoden de gelegenheid de poolbeweging op de voet te volgen. Misschien kan de satellietgeodesie hier iets bijdragen tot de oplossing van een van de meest raadsel achtige vraagstukken waarvoor de aarde ons nog stelt: de spectrale verbreding van de onge veer 14-maandelijkse periode in de poolbewe ging, ontdekt door Chandler. Om deze te ver klaren wordt gezocht naar een mechanisme, dat deze periode in stand houdt. Er is al gewezen op de mogelijkheid dat massaverplaatsingen in verband met aardbevingen hiervoor in aan merking kunnen komen. Als U een kaart van de Atlantische Oceaan aandachtig bekijkt, dan zult U met een beetje fantasie opmerken, dat Europa en Afrika aan de ene kant en Noord- en Zuid-Amerika aan de andere kant door verschuiving en enige verdraaiing over de oceaan opvallend goed te gen elkaar kunnen worden gepast. Deze over weging, aangevuld met andere, onder meer geo logische, argumenten bracht Wegener ertoe te veronderstellen dat de continenten in vroeger tijden één geheel hadden gevormd om daarna uit elkaar te drijven tot hun posities van van daag en mogelijk nog verder. De hypothese was, zeker op het eerste gezicht, zeer geloof waardig maar scheen niet houdbaar, omdat er geen voorstelbaar mechanisme was om de con tinenten over de oceaanbodem over zo grote afstanden voort te bewegen. Een andere hypothese, die van de oceaanbo demverbreiding, werd omstreeks I960 naar voren gebracht. Hierin wordt, steunend op de gedachte van het bestaan van verticale mantel stromen, verondersteld dat de Mid-Atlantische rug kan worden opgevat als een bron van oceaanbodem; de ter plaatse gevormde oceaan bodem vloeit ter weerszijden van de rug af en neemt de continenten mee. Deze veronderstel ling maakt niet alleen de continentale drift over de Atlantische Oceaan begrijpelijk, maar heeft, gesteund door voornamelijk seismische en pa- leomagnetische gegevens, aanleiding gegeven tot het model van de plaattectoniek dat op de gehele aarde van toepassing zou zijn. In dit model wordt de aardkorst verdeeld in een zestal aardschollen, platen, die onder in vloed van het oceaanbodemverbreidingsmecha- nisme en mogelijk van andere aandrijvingen, op geologische tijdschaal groeien, over de aarde schuiven, draaien en ook weer ten onder gaan in de mantel. Naast deze globale plaattectoniek bestaat er een meer regionale, waarbij kleinere platen betrokken zijn, bij voorbeeld in het oos telijk deel van de Middellandse Zee. Het model van de plaattectoniek biedt plaats aan zóveel gevarieerde geofysische verschijnse len en geologische feiten en brengt zóveel schijnbaar onafhankelijke processen met elkaar in verband, dat het als fundamenteel voor de beschrijving van de aarde moet worden be schouwd. Het is dan ook door een grote meer derheid van geofysici en geologen als juist aan vaard. Toch blijven er nog vragen. De voor spelde onderlinge bewegingen verlopen lang zaam en verschillen van plaats tot plaats van 1 tot maximaal 10 a 20 cm/jaar. Het is niet bekend of de bewegingen eenparig, periodiek of stootsgewijze verlopen en het lijkt niet waar schijnlijk dat de platen zelf absoluut star zijn. De theorie lijkt pas overtuigend bevestigd als de voorspelde bewegingen direct meetkundig kunnen worden vastgesteld. Helaas heeft ook de satellietgeodesie nog niet het daarvoor ver eiste precisiepeil bereikt, maar het is te ver wachten, dat in de eerstkomende jaren een ernstige aanzet tot een periodieke geodetische controle van het plaattectoniekmodel kan wor den gemaakt. Geachte toehoorders, met deze exemplarische en beknopte schets heb ik geprobeerd U ver trouwd te maken met het beeld van een niet vaste aarde. Het was U in grote trekken wel bekend en het zal U niet hebben geschokt. Voor de geodesie is de niet vaste aarde een boeiend werkterrein, beter toegankelijk gewor den door de hoge meetprecisies die de techniek mogelijk maakt of in het vooruitzicht stelt. Tot voor kort beschouwde de geodesie de ver- 62

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 10