potentiaalvlak van de zwaartekracht en hoogte verschillen worden door waterpassing en zwaar tekrachtmeting bepaald als potentiaalverschil len. De bron van de zwaartekracht is de massa van de aarde en de structuur van het uitwendige veld wordt veroorzaakt door de verdeling van de massa in de aarde. Deze massaverdeling hangt tenslotte samen met de materiële verde ling in de aarde en die vertegenwoordigt een fase in een zich nog steeds voltrekkend ontwik kelingsproces. Van een gegeven ruimtelijke massaverdeling kan de zwaartekrachtspotentiaal door een inte gratie eenduidig worden berekend. Het omge keerde is niet waar; zo kunnen er in beginsel verschillende massaverdelingen zijn, die een zelfde uitwendige zwaartekrachtspotentiaal op leveren. Het omgekeerde probleem om bij een gemeten zwaartekrachtspotentiaal de massaver deling te vinden die de gemeten potentiaal veroorzaakt, is dan ook moeilijker oplosbaar. Bij die gezochte massaverdeling behoort ook de begrenzing daarvan, dus het aardoppervlak. Kenmerkend voor deze dynamische tak van de geodesie is, dat evenals bij andere aardweten schappen wel het geval is, omgekeerde, inverse problemen moeten worden opgelost: de satel- lietbanen worden gemeten en gezocht moet nu worden naar het zwaartekrachtsveld dat voor de banen verantwoordelijk is; kennen wij dat veld, dan kan weer worden gezocht naar de massaverdeling die het veld teweeg brengt; zeker zal men de begrenzing van die verdeling, het aardoppervlak, willen vinden. Tot de bepa ling van die begrenzing heeft de geodesie zich doorgaans beperkt, temeer daar een eenduidige bepaling van de massaverdeling daaronder, zonder aanvullende voorwaarden of veronder stellingen in het algemeen niet mogelijk is. De aarde is rond, maar geen bol en de afplat ting wordt verondersteld het gevolg te zijn van de middelpuntvliedende kracht, veroorzaakt door de dagelijkse rotatie. Dit zou er dan op wijzen dat de aarde niet absoluut star, maar vervormbaar is, nu, of was in een vroeger stadium van haar wordingsgeschiedenis. Deze conclusie wordt wat betreft de aardkorst en de buitenste delen van de aardmantel onderstreept door de hypothese van de isostasie, het drijvend evenwicht, waarin deze lagen zouden verkeren. De isostasie is een hypothese die in confrontatie met andere veronderstellingen over de opbouw van de aarde moet worden getoetst om zo uiteindelijk een voorstelling, een dynamisch model van het inwendige van de aarde te ver krijgen. Dit model zal zolang moeten worden aangepast en verscherpt, totdat alle oppervakte- en uitwendige verschijnselen bevredigend kun nen worden verklaard. Tot de minder plezierige maar wetenschappelijk boeiende oppervlakteverschijnselen behoort een aardbeving. Door zorgvuldige analyse van aardbevingsregistraties door geografisch ge spreide seismische stations kan de loop van een aardschok door het aardlichaam worden ge volgd en daaruit kunnen uiterst belangrijke conclusies worden getrokken over de mecha nische eigenschappen van de materialen, waar uit de aarde is opgebouwd. Deze conclusies leggen zeer dwingende voorwaarden op aan het op te bouwen aardmodel. Zo blijkt dat de aarde, ruwweg, alzijdig symetrisoh is samen gesteld uit lagen, onderling gescheiden door markante discontinuïteiten en overgangszones. Ik noemde al even de korst en de mantel; daaronder bevindt zich de aardkern. Deze overwegingen moeten worden betrokken bij de, ook al op grond van het verschijnsel van de isostasie, voor de hand liggende veron derstelling dat de aarde in hydrostatisch even wicht zou verkeren. De theorie van het hydros tatisch evenwicht toegepast op de aarde werd ontwikkeld om, uitgaande van de uit de sterren kunde bekende precessie-constante, de afplatting van de aarde te berekenen. Maar door bestu dering van satellietbanen is inmiddels voor deze afplatting een meer hypothese-vrije waarde gevonden die significant afwijkt van de waarde die op grond van het hydrostatisch evenwicht wordt berekend. Daarom moest de hypothese van het hydrostatisch evenwicht in de aarde worden verworpen. Ik lijk te zijn afgedwaald van mijn onderwerp, maar het was maar een uitstapje om U aan de hand van een paar voorbeelden te laten zien hoe geofysisch onderzoek, sterrenkunde en geodesie ook al vóór het tijdperk van de kunst manen elk op hun manier en in onderlinge wisselwerking bijdroegen tot de opbouw van een model voor de aarde. Tot nu toe heb ik het gebruik van satellieten in de geodesie, de satelliet-geodesie, gebonden aan de technische mogelijkheid om vanaf de aarde langs fotografische weg, richtingen naar kunstmanen te meten. Afhankelijk van de gebruikte apparatuur en de vaardigheid van de gebruikers daarvan, hebben de gemeten rich tingen een precisie van niet veel beter dan één boogseconde en het is niet te verwachten dat deze precisiegrens in een nabije toekomst ver zal worden onderschreden. De voornaamste oorzaken van deze beperking zijn de beperkte nauwkeurigheid, waarmee de richtingen naar de referentiesterren bekend zijn en de atmosfe- 58

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 6