van voortdurend kunnen wijzigen. De op de aarde uitgeoefende krachten zijn ten dele nauw keurig bekend, maar hoe de aarde op die krach ten reageert hangt af van haar momentane materiële opbouw. Ten dele zijn de directe oorzaken van de variabele krachten te zoeken en te vinden op het aardoppervlak in de vorm van de variabele verdeling van het water, de variabele bedekking door sneeuw en ijs, de begroeiing, de atmosferische druk enzovoort. Overigens kunnen we het water, de sneeuw, het ijs, de begroeiing en de dampkring zelf als tot de aarde behorend rekenen, en dan kunnen althans de processen die zich in deze opper vlakkige delen van de aarde afspelen direct worden gevolgd en de bevindingen daarvan, waar nodig, in rekening worden gebracht. Het is natuurlijk niet het doel van, of de taak voor de geodesie om het hiermee geschetste gecompliceerde en gevarieerde geodynamische probleem op te lossen. Wèl kan de geodesie en, met name, de satellietgeodesie daartoe in niet onbelangrijke mate bijdragen. De processen die zich mede onder invloed van de op de aarde uitgeoefende krachten inwendig voltrekken kunnen aan het aardoppervlak en in de ruimte daarbuiten hun invloeden doen gelden. Bestaan deze uitwendige effecten in vervorming van het aardoppervlak of verandering van de onder linge ligging van objecten daarop, in onregel matigheden of veranderingen van de structuur van het uitwendige zwaartekrachtsveld of in andere in de geodesie voor meting toegankelijke verschijnselen, dan kan geodetisch onderzoek mogelijk randvoorwaarden opleveren voor de oplossing van het ingewikkelde geodynamische probleem. Terloops noemde ik al enkele aspecten van een niet absoluut starre aarde. Ik voeg er nog enkele aan toe die voor de geodesie zekere implicaties hebben en die effecten hebben die met behulp van satellietgeodetische methoden in beginsel kunnen worden waargenomen: het optreden van getijden in de „vaste" aarde, onre gelmatigheden in de dagelijkse draaiing van de aarde en poolbeweging, plaattectoniek en struc tuurveranderingen in het uitwendige zwaarte krachtsveld. Deze aspecten hangen onderling samen en de relatie van de zwaartekrachtsveld- variaties met elk van de andere aspecten is erg aannemelijk. Laat ik daarom nog even doorgaan met het zwaartekrachtsveld. Uit satellietbaan-analyses aangevuld met zwaartekrachtsmetingen op het aardoppervlak is de structuur van het veld in globaal verband bepaald met een detaillering van ongeveer 1000 km halve golflengte, gere kend op het aardoppervlak. Natuurlijk is ge probeerd de zo vastgestelde structuur geofysisch te interpreteren. Hierbij wordt niet het zwaarte krachtsveld zelf, maar de afwijking daarvan ten opzichte van een als „normaal" verondersteld veld van een op regelmatige wijze opgebouwde denkbeeldige „normale" aarde in evenwicht, beschouwd. Er zijn dan twee gedachtengangen om het aldus gevormde anomale veld te verkla ren: óf de aardmaterialen zijn zó sterk dat zij over lange tijd vervorming en spanning kunnen verdragen, óf de aardmaterialen zijn niet sterk en de zwaartekrachtanomalieën worden in stand gehouden door een inwendig dynamisch proces, bij voorbeeld een verticale stroming met warm- te-uitwisseling. Waarschijnlijk zijn beide opvat tingen ten dele geldig. Bij nadere beschouwing blijkt de aardtopografie weinig te correleren met het gevonden langgol- vige zwaartekrachtsveld en hieruit volgt, dat de dichtheidsanomalieën, die de door dit veld verte genwoordigde zwaartekrachtsanomalieën ver oorzaken, weinig te maken hebben met de verdeling van de continenten over het aardop pervlak, maar moeten worden gezocht in de aardmantel. Om nu de vraag te beantwoorden of de dichtheidsanomalieën zetelen in de bui tenste delen van de mantel of in stand worden gehouden door stromingen in de daaronder liggende laag van geringe sterkte, de asthenos- feer, is verdere detaillering van het zwaarte krachtsveld gewenst. Helaas zullen baanana- lyses van kunstmanen, zelfs aan de hand van metingen met geperfectioneerde laserafstands meters de gezochte mate van detaillering niet kunnen geven. Deze voorspelling is gebaseerd op de bekende ongevoeligheid van hoge satel- lietbanen voor de gezochte details; hierop ves tigde ik al de aandacht. Daarom is gezocht naar andere middelen. Deze zijn gevonden in tech nieken die nog niet operationeel zijn, maar die ik U toch al wil noemen. Voor de hand ligt het streven de kleinste baanhoogte voor satellieten te verminderen, zodat fijnere details van het zwaartekrachtsveld voelbaar worden, zonder dat die echter worden overvleugeld door de storende invloed van de wrijving door de damp kring. Aan dit streven kan worden tegemoet gekomen door een satelliet door een losse om hulling tegen deze storende invloed te bescher men en er voor te zorgen dat die omhulling ten opzichte van de ongestoorde binnen-satelliet niet van plaats verandert. Het resultaat wordt in het Engels „drag-free satellite" genoemd. Zo'n „drag-free satellite" kan nu vanaf de grond, maar ook vanaf een andere kunstmaan worden aangemeten. In het laatste geval spreken 60

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 8