BRUNSVIGA
Hoek 1: 348.7685
97
86
83
89
Hoek 3: 60.1234
37
31
30
Hoek 2: 51.2312
16
24
17
21
Hoek 4: 88.6456
59
53
60
Vraag 1. Zijn de metingen van de verschillen
de hoeken even nauwkeurig.
Vraag 2. Bereken één schatting s2 van <j2.
Vraag 3. Controleer of voldaan is aan de eis
dat o2 niet groter is dan o02 16.
Vraag 4. Bereken de vereffende hoeken 1, 2,
3 en 4.
Vraag 5. Bereken na de vereffening een schat
ting s02 van a2.
Vraag 6. Verschillen s2 en s02 significant.
LANDMETEN I. Tijd: 2y2 uur.
1. a. Welke zijn de twee belangrijkste krach
ten op aarde, die resulteren in de zwaarte
kracht?
b. Hoe noemt men kortheidshalve de richting
van de versnelling van de zwaartekracht in een
punt?
c. Waar op aarde is de hoek tussen de in b
genoemde richting en de richting van de aan
trekkingskracht van de aarde gelijk aan nul?
Waarom is dat zo?
d. Wat verstaat men onder de geoïde?
e. Via welk soort metingen heeft men in de
loop der eeuwen vorm en afmetingen van de
aarde trachten te bepalen?
f. Vanaf de 16e eeuw zijn dergelijke metingen
o.a. uitgevoerd in Nederland, Frankrijk en
Duitsland. Noem van elk land twee van de be
kendste personen, die hieraan hebben mee
gewerkt.
g. Op welke wijze tracht men thans tot nog
betere resultaten te komen? Noem enkele van
de problemen, die daarbij optreden.
2. Bij afbeelding van (een gedeelte van) een
bol op een plat vlak treden altijd vervormingen
op.
a. Welke soorten kaartprojecties, ingedeeld
naar de aard van de vervormingen, kent U?
b. Welke soort is in de geodesie het belang
rijkst? Noem twee van de bekendste projecties
van die soort.
3. a. Wat is bij hoogtemeting het kenmerkende
verschil tussen de zgn. directe en indirecte me
thoden? Noem van elke methode een tweetal
voorbeelden.
b. Hoe elimineert men bij het waterpassen de
invloed van de aardkromming? Toon dit aan.
4. Noem de verschillende methoden van punts-
bepaling, die thans gebruikelijk zijn, zoweï t.a.v.
meetkundige grondslag als detailmeting en
geef van elke methode een korte kenschets.
5. a. Schets de gang van de lichtstralen in het
pentagoonprisma.
b. Toon aan, dat de in- en uittredende straal
loodrecht op elkaar staan.
6. Gegeven twee rechtstanden, die elkaar in S
snijden onder een hoek van 182,3733 gr.
Men wenst een cirkelboog met straal R
800 m te ontwerpen, die d.m.v. overgangsbo-
gen (kub. parab.) met de rechtstanden wordt
verbonden. Rechtstanden en bogen stellen de
as van een aan te leggen weg voor. f 1/10,
i 1/15.
Gevraagd:
a. De maximumsnelheid, die straks op deze
weg zal dienen te gelden (afgerond op 10 km/
uur).
b. De afstand van S tot het midden van de
cirkelboog.
c. De afstand van S tot het beginpunt van de
overgangsboog (b en c m.b.v. het bogenboekje).
7. a. Aan welke eisen dient men volgens de
opzet van de HTW bij de verkenning van meet
kundige grondslag te voldoen?
b. Wat verstaat men onder het begrip ver
dichtingsafstand?
c. Welke standaardafwijkingen spelen een rol
bij de nauwkeurigheid van een in coördinaten
bepaald detailpunt? Waardoor ontstaan deze
afwijkingen?
8. Voor ijking van een stalen meetband van
circa 20 m heeft men de beschikking over een
stalen ijkband, die bij 15° C precies 20 m is.
Bij een temperatuur van 18° C worden deze
banden vergeleken en men konstateert, dat de
te ijken band 1,1 mm langer is dan de ijkband.
Gevraagd: de ijktemperatuur van de te ijken
band.
Hcmdrechenmaschinen
F. H. FLASDIECK
115
bis zu 21 Stellen, auch z.B. Modell 18 RKW
(met tekenknop, 18 cijfers en correctieschijfjes
in het resultaat register)
fabrikneuwertig,
Lieferung a mit 1 Jahr Garantie,
per Auto a sofort lieferbar
D 56 WUPPERTAL 2 (BARMEN)
FUTTERSTR. 17 - TEL. 0949/2121/55 55 54
Korrespondenz in hollandisch