hanteerd. Het hoofdontsluitingspunt is het punt
waar de gebruiker normaliter op zijn land komt.
De knikpunten worden bij deze methode niet
vooraf genummerd. Dit in tegenstelling tot de
werkwijze bij toepassing van het genoemde
programma tachymetrie waarbij de gemeten de
tailpunten zowel op het veldwerk als op de
meetstukken worden genummerd. Deze num
mering wordt daar tevens gebruikt ten behoeve
van een codering waarbij per perceel de num
mers van de detailpunten die de begrenzing van
het perceel vormen, worden genoemd. Deze
codering wordt gebruikt voor de oppervlakte
berekening en de kaartering.
De controle op de digitalisering wordt verkre
gen door een kaartering uit te voeren met de
geregistreerde coördinaten. Gemeenschappelijke
grenzen worden hierbij tweemaal getekend. De
„kladkaartering" zal bij voorkeur in inkt worden
uitgevoerd omdat op deze wijze fouten beter
zichtbaar zullen worden dan bij een gravure.
De kladkaartering wordt tevens vergeleken met
de basiskaart. Zichtbare verschillen worden
door een nieuwe digitalisering weggewerkt.
Uit de geregistreerde coördinaten zoekt de
computer die coördinaten op die waarschijnlijk
betrekking hebben op hetzelfde, meermalen ge
registreerde, knikpunt. Omdat het instellen van
een punt, en daardoor het registreren van de
coördinaten van een punt, met een zekere on
nauwkeurigheid gebeurt, moet een van te voren
vast te stellen verschil in coördinaten worden
toegelaten. Wordt deze tolerantie overschreden
dan kan de computer de verschillende van een
knikpunt geregistreerde coördinaten niet aan el
kaar koppelen. Hierdoor zullen meer punten
ontstaan. Anderzijds is het mogelijk dat, wan
neer punten zeer dicht bij elkaar zijn gelegen,
de computer coördinaten van het ene knikpunt
koppelt aan coördinaten van het andere knik
punt. Hierdoor kunnen punten verdwijnen die
met opzet dicht bij elkaar zijn geprojecteerd,
bijvoorbeeld bij een verspringing in een grens.
Het instellen van de te meten knikpunten kan
met grote precisie geschieden mits de punten
duidelijk zijn aangegeven. De aflezing geschiedt
bij de meeste apparaten waarbij het meetmerk
met de hand wordt ingesteld in eenheden van
0,01 mm. Uit het onderzoek van Hoekstra
(1972) kan worden geconcludeerd dat de re
produceerbaarheid van de coördinaten van
markante punten aan te geven is met een stan
daardafwijking die kleiner is dan 0,06 mm. De
ze reproduceerbaarheid is beter dan de teken
nauwkeurigheid, die te stellen is op 0,15 mm.
Bij deze methode kan men de reproduktienauw-
keurigheid gebruiken omdat coördinaten van
hetzelfde punt meerdere malen worden bepaald
en men uit deze coördinaten het desbetreffende
punt wil terugzoeken. Het toe te laten verschil
in coördinaten moet worden gesteld op plus of
min 2 of 3 maal de genoemde standaardafwijking
van 0,06 mm. Dit komt overeen met 1,20 of
1,80 meter in het terrein bij de gebruikte kaart-
schaal 1 10 000. De keuze is afhankelijk van
de toe te stane minimale afstand tussen de knik
punten en van de toe te laten mogelijkheid dat
tengevolge van een wat minder juiste meting de
computer de aan elkaar te koppelen coördina
ten niet kan vinden.
Overwogen wordt de gemeten waarden, die in
eenheden van 0,01 mm wordt geregistreerd, af
te ronden. Deze afronding wordt gedaan om de
registratie meer in overeenstemming te brengen
met de teken- en idealisatie-nauwkeurighcid van
de kaart. Een registratie met een eenheid van
1 meter in het terrein is voldoende. Dit bete
kent dat van de geregistreerde coördinaten de
laatste decimaal worden afgerond. Een klein
voordeel is hierbij dat het aantal in de computer
op te bergen cijfers per coördinaat met 1 wordt
verminderd. Tengevolge van deze gang van za
ken is het verantwoord het hierboven beschre
ven toe te laten verschil in coördinaten te stellen
op 2 meter.
Twee verschillende knikpunten moeten dan op
minimaal 4 meter of liever minimaal 5 meter uit
elkaar liggen om verwarring te voorkomen. In
het algemeen zal aan deze eis kunnen worden
voldaan. Bij kleine verspringingen in een grens
zal men door de werkelijkheid enigszins geweld
aan te doen ook aan de eis kunnen voldoen
door een minder scherpe verspringing aan te
geven. De invloed van deze correctie op de
nauwkeurigheid van de oppervlakte en lengte
meting is te verwaarlozen.
Nadat de bij elkaar behorende coördinaten zijn
opgezocht worden zij gemiddeld. Deze gemid
delden vervangen nu de originele coördinaten.
Hierdoor is een eenduidig systeem van coördi-
natenbepaling verkregen.
Vanzelfsprekend zal naast de eerder genoemde
,,klad"-kaart nu een „nette"-kaart moeten wor
den getekend. De voorkeur gaat dan uit naar een
kaartering op graveermateriaal. De goede lijn-
kwaliteit en de schaalvastheid van het materiaal
spelen bij deze keuze een rol. Tengevolge van
de wijze van werken worden gemeenschappe
lijke grenzen tweemaal getekend. Dit is niet be
zwaarlijk voor de lijnkwaliteit. Wel is hierdoor
de tijd benodigd voor de kaartering hoger dan
wanneer elk lijnstuk slechts eenmaal wordt ge-
97