andere programma's heeft deze aanpassing wel plaatsgevonden, waardoor de mogelijkheden van die programma's konden worden uitgebreid (b.v. grondverzetprogramma's). Ook hier wordt ponsband als in- en uitvoermedium gebruikt en wordt het programmabestand buiten de machi ne bewaard. De MD kocht een snellere drum- plotter (CalComp 663), die rechtstreeks aan de XI is gekoppeld (on-line). In 1969 is de MD begonnen aan de program mering voor het digitaal kaarteren van foto- grammetrische modellen. De kwaliteit van de met behulp van dit programma door de drum- plotter gemaakte tekeningen is, doordat de lijnen gekarteld zijn niet fraai (zie fig. 9 en 10). Toen bij de Rijkswaterstaat de automatisering werd gebundeld in de Dienst Informatie Ver werking (DIV), kreeg deze dienst de beschik king over het grote computersysteem P1400 van Philips, dat op 1 januari 1972 operationeel werd. De MD kreeg een zogenaamde heavy ter minal (P9205) aansluiting op dit systeem. De PI400 heeft momenteel een interne geheugen capaciteit van 512K oktaden (8 bits), terwijl het externe geheugen (disc-units) een welhaast onbeperkte capaciteit heeft. Ook is het mogelijk om data op te slaan op magneetband (tape units). Als invoermedium wordt meestal pons kaart gebruikt, doch het systeem is ook geschikt gemaakt voor het medium ponsband. De MD kocht daarna mede ten behoeve van fotogrammetrische kaarteringen een analoge tekenautomaat; de flat-bed 745 van CalComp. Deze plotter, die off-line werkt (eigen bestu ring), kan hoogwaardig werk afleveren, waarbij behalve getekend (inkt of ballpoint) ook gegra veerd kan worden. Als tekeningdrager kunnen, dankzij het wegvallen van de randperforatie, alle moderne materialen gebruikt worden. (Zie fig. 11). Een aantal op de XI gebruikte programma's zijn onder een speciale gecatalogiseerde proce dure (speciaal geschreven besturingsprogram ma) opgehangen in het P1400-systeem. De pro cedure zorgt voor de aanroep van een program ma (module) en het verwerken van de in- en uitvoer van dat programma. Een Simple-Code compiler zorgt voor de vertaling naar de Phi- lips-assemblercode (Autocode), de machinecode van de PlOOO-serie. Het is echter wel gewenst, dat alle Simple-Code programma's worden her schreven in een moderne hogere programmeer taal (b.v. Fortran), daar er dan een beter ge bruik kan worden gemaakt van de systeem faciliteiten (b.v. het geheugen). Bovendien is de revisie van de programma's en een eventuele overzetting naar een ander computersysteem eenvoudiger. De oude Zebra- en de aangepaste en nieuwe XI Simple-Code programma's blij ven namelijk aanspraak maken op de geheugen ruimte, die de Zebra en de XI boden. Daaren tegen kent het P1400-systeem aan elk Simple- Code programma een geheugenruimte van 350 core 87,5K oktaden) toe. Het kan dus voorkomen, dat een Simple-Code programma meldt, dat de ingevoerde data de in het betref fende programma vermelde geheugenruimte overschrijdt, terwijl er in werkelijkheid voldoen de geheugenruimte (350 core) beschikbaar is. Topografische kaarteringen; Het halfautoma- tisch tekenen van grootschalige kaarten. I. Algemeen. In dit kader worden bedoeld grondkaarten en beheerkaarten. Op de grondkaarten zal de ont werpende Directie van de Rijkswaterstaat het nieuw te maken werk intekenen en wanneer het betreffende werk is uitgevoerd zullen beheer kaarten met de nieuwe topografie dienen om de weg te beheren. Een grootschalige kaart geeft een afbeelding op een bepaalde schaal van de topografie, zodat deze ook een grafische opslag van topografische gegevens genoemd kan worden. In de titel van dit hoofdstuk is het begrip „halfautomatisch tekenen" gesteld. Bij de huidige stand van zaken in de techniek kun nen we niet van volautomatisch tekenen spre ken, omdat immers de interpretatie en de in winning van de gegevens nog altijd manuaal geschiedt. II. Kaarteermethoden. De gegevens, die nodig zijn voor een topo grafische kaartering, kunnen op verschillende manieren worden ingewonnen: a. Langs terrestrische weg (polaire opname methode, orthogonale opnamemethode, metho de volgens het lijnenverband en voor- en na- verkenning bij fotogrammetrische opname); b. Kopiëring uit bestaande kaarten; c. Langs fotogrammetrische weg (enkelbeeld fotogrammetrie en dubbelbeeld fotogrammetrie). Ook kan er nog onderscheid gemaakt worden tussen een manuale en een automatische ver werking van de ingewonnen gegevens. a. Langs terrestrische weg. De terrestrische gegevensinwinning vindt bij de MD in hoofdzaak plaats volgens de orthogonale methode, waarbij sprake is van een manuale uitwerking. Wat betreft een poging tot automa tische verwerking van deze terrestrische gege vens kan ik verwijzen naar het artikel „De 142

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 18