computer als kartograaf', (A. Kranendonk,
Geodesia, december 1970). Door het afnemen
van de hoeveelheid terrestrische metingen ten
gunste van de fotogrammetrische metingen is
de automatisering van de terrestrische gegevens
verwerking nog niet verder aangepakt. Het
voorverkennen bij fotogrammetrische opname
voor de interpretatie vindt systematisch en het
naverkennen vindt naar behoefte plaats.
b. Kopiëring uit bestaande kaarten.
De kopiëring van gegevens uit bestaande kaar
ten komt bij de MD alleen voor, als aangesloten
moet worden op bestaand en nog bruikbaar
kaartwerk. Er is tot nu toe geen poging gedaan
om deze werkwijze te automatiseren (b.v. door
digitalisering van de aansluitingen), i.v.m. de
geringe frequentie van deze gegevensinwinning.
c. Langs fotogrammetrische weg.
De fotogrammetrische gegevensinwinning vindt
bij de MD in hoofdzaak plaats volgens de dub-
belbeeldfotogrammetrie (stereo uitwerking), hoe
wel er ook fotokaarten van vlak terrein kunnen
worden gemaakt (enkelbeeld fotogramme trie).
Bij de dubbelbeeldfotogrammetrie zijn er twee
methoden van uitwerking te onderscheiden: 1.
de grafische methode; 2. de digitale methode.
1. De grafische methode
In een beeldenpaarinstrument worden de mo
dellen achtereenvolgens relatief en absoluut ge
oriënteerd en afgetast met een meetmerk. De
bewegingen van dit meetmerk worden vergroot
of verkleind overgebracht naar een tekenstift
op een aan dit instrument gekoppelde teken
tafel. De bewegingen van het meetmerk in die
modellen kunnen continu (bij hoogtelijnen) of
puntsgewijs worden overgebracht naar de pot-
loodstift. Bij een puntsgewijze registratie zullen
de gekaarteerde modelpunten op aanwijzing
van de fotogrammeter, indien noodzakelijk, met
potloodlijnen worden verbonden. De kaart
wordt getekend op een tekeningdrager, waarop
vooraf het ruitennet van de Rijksdriehoeksme
ting en de voor de absolute oriëntering benodig
de paspunten gekaarteerd zijn. De grafische kaar-
tering wordt later eventueel in het terrein na-
verkend, waarbij de objecten die voor de foto
grammeter onzichtbaar waren worden aange
meten. Op de tekenafdeling wordt deze naver-
kenning met de hand ingewerkt, waarna het in
potlood gekaarteerde blad wordt gegraveerd of
in inkt afgewerkt en vervolgens van beschrifting
en symbolen wordt voorzien volgens het norm
blad 3256 van het NEN. Vergroting of verklei
ning van het kaartbeeld naar een andere teken-
schaal kan plaatsvinden door fotomechanische
vergroting of verkleining. Het samenstellen van
een nieuwe kaart uit reeds getekende kaarten
kan plaatsvinden door montage van fotogra
fische afdrukken van deze kaarten.
2. De digitale methode
Mede door het gebruik van aan het fotogram
metrische beeldenpaarinstrument aangesloten
registratieapparatuur is de automatische verwer
king van de fotogrammetrische waarnemingen
tot een volledig afgewerkte situatiekaartering
mogelijk. De genoemde apparatuur registreert
de modelcoördinaten van de met het meetmerk
afgetaste modelpunten en legt deze coördinaten
vast op ponsband, waarbij het mogelijk is be
paalde codegetallen (zie III) aan de coördi
naten toe te voegen. De ponsband is gecodeerd
in de Teleprinter Code, zodat het mogelijk is
deze ponsband met behulp van een telex te
vertalen en eventueel te wijzigen. De aan het
beeldenpaarinstrument gekoppelde tekentafel
kan bij digitale kaarteringen worden gemist.
De bij de grafische kaartering vereiste absolute
oriëntering van de stereoscopische modellen is
bij de digitale kaartering in zoverre vereist, dat
de modellen alleen gewaterpast moeten worden.
Het op de juiste schaal brengen van de model
len geschiedt analytisch, nl. bij de transformatie
van modelcoördinaten naar RD-coördinaten.
Het vooraf oriënteren van het te kaarteren blad
in het RD-stelsel en het kaarteren van paspun
ten in dit stelsel is bij de digitale kaartering ver
vallen, daar het computersysteem bij het teke
nen van de getransformeerde modellen ook de
ruitpunten en paspunten zal tekenen.
De fotogrammeter zal bij de digitale methode
nauwkeurig moeten onthouden, welke punten
van het model hij al gedigitaliseerd heeft. Zijn
geheugensteun, de grafische kaartering op de
tekentafel naast hem, is hij kwijt en de pons
band met modelcoördinaten, al of niet met een
telex vertaald, is nietszeggend. Om de inhoud
van de ponsband zoveel mogelijk te doen over
eenstemmen met de gewenste kaartinhoud,
wordt bij de digitale methode gebruik gemaakt
van een voorverkenning, waarbij zaken, die de
fotogrammeter niet kan weten (straatnamen,
verhardingen, namen van waterwegen, diame
ters van duikers etc.) op de foto of zonodig op
een fotovouwblad worden aangegeven. Artikel
ing. H. Meijer, Geodesia 1974-4.
Er wordt nu overgegaan tot het bespreken van
een serie door de heer M. Boerefijn geschreven
programma's, n.l. X-316 t.e.m. X-319 (novem
ber 1971), welke momenteel door de MD ge
bruikt worden bij het digitaal fotogrammetrisch
kaarteren. De programmeertaal van deze pro-
143