gramma's is Simple Code, terwijl ook program
mamodulen in XI-machinecode zijn geschreven.
Deze programmaserie is gebaseerd op een sy
steem voor digitaal fotogrammetrisch kaarteren,
welk systeem is uitgewerkt door de Werkgroep
Digitaal Kaarteren. Deze werkgroep bestaat uit
deskundigen uit diverse sectoren van de Meet
kundige Dienst. Het in deze bespreking ge
noemde computersysteem is het XI-systeem
met de drumplotter CalComp 663.
III. Digitale Kaartering bij de Meetkundige
Dienst.
1. Inleiding.
De grondgedachte aan de programmaserie X-
316 t.e.m. X-319 was om met behulp van de ter
beschikking staande apparatuur te trachten aan
de eisen van de opdrachtgever voor wat betreft
de situatiekaartering te voldoen. Daar de geheu
gencapaciteit van het computersysteem niet
groot genoeg is, moest gezocht worden naar
een eenvoudige oplossing van het digitaal kaar
teren. Om de kaart te vervolmaken is het
noodzakelijk dat, daar waar nodig, tekst wordt
toegevoegd. Daarnaast komen er op een kaart
ook signaturen voor, die meestal een gestileerde
weergave zijn van in het terrein voorkomende
objecten. Voor de registratie van lijnen, tekst
en signaturen zijn codegetallen ingevoerd, waar
bij elk geregistreerd punt een bijbehorende code
heeft. De in deze programmaserie vastgelegde
procedure vereist als invoer een aantal pons
banden, n.l. per fotogrammetrisch model één of
meer registratiebanden (zie III.2), een legen
daband, een band met „vrije teksten" (zie
III.3), een projectband en een bladband (zie
III.5).
2. De registratie van topografische objecten.
Elke te digitaliseren lijn van het model wordt
benaderd door een polygoon, waarvan de hoek
punten in coördinaten worden geregistreerd (fig.
2). De coördinaten van de hoekpunten worden
voorafgegaan door het codegetal 0. Dit code
getal heeft voor het computersysteem de vol
gende betekenis: „teken een rechte lijn van dit
punt naar het volgende geregistreerde punt".
Ter afsluiting van een gedigitaliseerde lijn
wordt de registratie van het laatste punt een
maal herhaald.
De computer test nl. bij de transformatiebere
kening van het model de afstand tussen de gere
gistreerde punten op de waarde (dx)-
(dy)-, waarin dx en dy de coördinatenverschil-
len van de hoekpunten zijn. Is deze waarde klei
ner dan 2,1 registratie-eenheden (21/iooo mm),
dan houdt dit voor het systeem de volgende
opdracht in: „einde van de te tekenen polygoon;
pen up, ga verder met de volgende polygoon;
pen down". Door de dubbele registratie, i.p.v.
een speciaal codegetal, wordt bereikt, dat de
fotogrammeter niet behoeft op te kijken om
een ander codegetal in te stellen.
Op deze wijze zal de fotogrammeter systema
tisch alle lijnen van het model digitaliseren. Bij
het in coördinaten registreren van de model-
punten mogen de Z-coördinaten eventueel wor
den weggelaten, dit dient dan echter in het
gehele model te geschieden. Het maximale aan
tal registraties per te vervaardigen ponsband (de
z.g. registratieband) is i.v.m. de grootte van het
XI-geheugen gesteld op 700 registraties van
X-, Y- en Z-coördinaten en 900 registraties van
X- en Y-coördinaten. Bij de digitalisering van
een model kunnen daarom meerdere registratie
banden worden vervaardigd (vervolgbanden).
De geregistreerde modelcoördinaten worden in
de eerste registratieband voorafgegaan door
twee regels, die elk bestaan uit een schaalfactor
die gevolgd wordt door de modelcoördinaten van
het meest linkse en onderste modelpunt respec
tievelijk de modelcoördinaten van het meest
rechtse en bovenste modelpunt. De schaalfac
tor wordt berekend uit de formule:
schaalgetal model
schaalgetal kaart X
De bovenstaande gegevens dienen om van het
model een controletekening te kunnen vervaar
digen (zie III.4). Deze twee regels worden op
hun beurt voorafgegaan door het nummer en de
modelcoördinaten van de gebruikte paspunten
(minimaal 2).
35=39
23
22 0 X33
21 0 X34
20 0 X34
19 0 X35
Y33
Y34
Y34
Y35
Z33
Z34
Z34
Z35
0 Xss
0 X39
0 X39
Y 38
Y39
Y39
Zss
Z39
Z39
Fig. 2.
144