ben op teksten, die in een bepaald project een
aantal keren voorkomen (de z.g. vrije teksten).
Er zijn echter ook vele teksten, die slechts één
keer in dit project voorkomen (km 1.0) en even
wijdig aan de kaderlijn staan. Het opnemen
van deze teksten in het tekstenbestand (num
mers 11 t.e.m. 299) is niet wenselijk, daar dit de
ruimte in het tekstenbestand snel zou uitputten.
Het is daarom voor de fotogrammeter mogelijk
dit soort teksten in de registratieband als volgt
op te geven:
9
x y
Q km 1,0 t2
code
coördinaten
tekst tussen
zwaartepunt
zg. beltekens
tekst
(telexcode)
De letterhoogte van deze teksten is 1,7 mm.
Het tekstenbestand en het symbolenbestand
hebben als medium 5-kanaals ponsband. We
onderscheiden: de legendaband en de band met
„vrije teksten".
In de legendaband zijn allereerst de genormali
seerde teksten opgenomen, zoals deze ook voor
komen in de legenda. Voor deze teksten zijn
de nummers 11 t.e.m. 98 gereserveerd, zodat zij
dus evenwijdig aan het onderkader getekend
worden. De codering van deze teksten is als
volgt:
aanroepnummer
11 170go
12 170rgQ
13 17nabn enz.
letterhoogte
in 0,1 mm
O tekst fi
Verder bestaat de legendaband uit het symbo
lenbestand, dit zijn de aanroepnummers 1001
t.e.m. 1024 en 2000 t.e.m. 2024, waarvan mo
menteel alleen de nummers 1001 t.e.m. 1007 en
2000 t.e.m. 2015 gebruikt worden. Een symbool
in het symbolenbestand wordt omschreven door
zijn coördinaten in een lokaal assenstelsel,
waarin ook zijn referentiepunt(en) is (zijn) ge
geven. Deze referentiepunten vallen na de
gelijkvormige transformatie van het symbool
samen met de geregistreerde punten in het mo
del.
Voorbeeld codering symbolen 1001 t.e.m. 1024.
R is de oorsprong van het assenstelsel met als
eenheden 0,1 mm en is tevens het referentie
punt van het symbool. De x-as van het stelsel
loopt evenwijdig aan het onderkader van de te
tekenen kaart. De codering van het symbool
tooi
bestaat uit een aantal regels die ieder bestaan
uit drie kolommen. De eerste regel vermeldt het
aanroepnummer van het symbool en de coör
dinaten van het referentiepunt. De volgende
regels vermelden een codegetal en de coördi
naten van een hoekpunt van het symbool. Als
codegetal worden de volgende tekeninstructies
gebruikt:
0 teken een lijn van het vorige gecodeerde
punt naar dit gecodeerde punt, en
1 teken geen lijn van het vorige gecodeerde
punt naar dit gecodeerde punt.
Voorbeeld codering symbolen 2000 t.e.m. 2024.
i
R'
R1 is de oorsprong van het assenstelsel en is
net als R2 (10,0) referentiepunt van het sym
bool. De eenheden van het stelsel zijn hier niet
van belang, daar er gelijkvormige transformatie
van het symbool zal plaatsvinden öf naar de
afstand van de geregistreerde punten (serie 20),
öf naar de standaardgrootte van 1 cm (serie
21). De codering van het symbool bestaat uit
een aantal regels, die ieder bestaan uit drie
kolommen. De eerste regel vermeldt het aan
roepnummer van het symbool en de coördina
ten van het eerste referentiepunt. De tweede
regel vermeldt het codegetal 0 of 1 en de coör
dinaten van het tweede referentiepunt. De vol
gende regels hebben een indeling, die overeen
komt met de codering van de symbolen 1001
t.e.m. 1024 vanaf de tweede regel.
Tenslotte kan over de legendaband nog opge-
X-as
7,-4
0
0
1
0
8
0
-7
-4
0
7
-4
0
0
8
Fig. 6, grondslagpunt.
2003
0
0
0
10
0
1
0
0
0
3
0
r2 1
4
0
i
0
6
0
1
5
1
0
5
-1
1
7
0
0
10
0
Het teken £2 staat steeds voor het belteken van de
telexcode.
Fig. 7, raster.
146