digitalisering getrianguleerd. Dit hangt af van
het aantal modellen waaruit het project bestaat.
IV. Andere methoden voor digitaal kaarteren.
De in de programmaserie X-316 t/m X-319
gevonden oplossing voor het digitaal kaarteren
vereist een relatief geringe geheugencapaciteit
16000 woorden van 26 bits 15,6 K),
zodat het met het XI-computersysteem moge
lijk is deze methode toe te passen. Anders
wordt het, als we een methode willen ontwikke
len, waarbij gegevens uit meerdere soorten
metingen kunnen worden verwerkt, zonder dat
bij de kaartering de overgangen van die metin
gen zichtbaar zijn. Ook zouden we een digitaal
topografisch bestand in kunnen richten, waaraan
eisen gesteld kunnen worden omtrent de toe
gankelijkheid van de in dat bestand opgenomen
objecten, de mogelijkheid van selectie van een
bepaald soort object en de muteerbaarheid van
dat bestand. Een methode, die aan deze be
schrijving voldoet, is ontwikkeld door het La
boratorium voor Geodesie van de TH te Delft
voor een proefkaartering van een stedelijk ge
bied in de gemeente Amsterdam (Digitaal Kaar
teren, ir. J. Dubbeld, NGT mei 1973).
Hierbij is voor ieder geregistreerd detailpunt
een code van 5 posities ontworpen, waarmee
men behalve de instructie voor de verbindings
wijze van de gemeten punten en de instructie
voor de symboolsoort ook de mogelijkheid heeft
opgenomen om te verwijzen naar gegevens, die
reeds in het bestand voorkomen, en om het
bestand te muteren.
De gegevens, die door deze methode kunnen
worden verwerkt, kunnen ingewonnen worden
met behulp van fotogrammetrische- en terrestri-
sche metingen en door digitalisering van be
staande kaarten en luchtfoto's. Deze methode
is vastgelegd in een zestal programma's, die
deel uitmaken van het computersysteem IBM
360/65 met een interne geheugencapaciteit van
1024K oktaden. In het rapport van de project
groep '73 van de Onderafdeling der Geodesie
van de TH te Delft (Digitale Basis Kaartering,
mei '73) heeft deze methode als basis gediend
voor een theoretische opzet van een methode
voor digitale basiskaartering.
Doordat de inhoud en de scala lijnsoorten voor
het digitaal kaarteren van basiskaarten aan
zienlijk minder zijn dan bij de proefkaartering
Amsterdam, kon volstaan worden met een
codering van 4 posities. Ook wil ik nog noe
men de methode van de registratie van topo
grafie en leidingen, zoals die beschreven zijn
in de rapporten van de werkgroep ARTOL
(Vastgoedsysteem SOAG, oktober 1972). Deze
methode leidt tot het instellen van een centraal
bestand topografie (coördinaten en relaties van
topografische objecten) en een aantal bestan
den, die hier nauw mee samenhangen, t.w. het
kaartbladenbestand, het vaste-puntenbestand en
het topografisch-complexenbestand. De topo
grafische informatie, die wordt verkregen door
digitalisering van bestaande kaarten, wordt sys
tematisch geordend in topografische complexen,
die een belangrijke plaats innemen bij de
interne organisatie van het centraal gegevens
bestand. Bij adresseerbare objecten moet bij
een hoekpunt worden aangegeven dat het punt
een karakteristiek hoekpunt is. In dit verband
wordt onder een karakteristiek hoekpunt ver
staan een punt waarvan de coördinaten middels
een éénduidig adres uit het bestand opgevraagd
kunnen worden (straatnaam en huisnummer).
De karakteristieke punten van de adresseerbare
objecten kunnen als referentiepunten dienst
doen bij inmeting van leidingen. Wijzigingen
in het centraal gegevens-bestand kunnen ver
kregen worden door administratieve en mcet-
technische mutaties.
Bij de administratieve mutaties maakt men ge
bruik van speciale ponsdocumenten, die zo
danig zijn ingericht, dat alle gegevens in de
topografie gewijzigd kunnen worden (inclusief
identificatiegegevens)
Bij de meettechnische mutaties, waarbij gebruik
gemaakt kan worden van gegevens verkregen
uit de polaire-, orthogonale- en meetlijnen
methode, kunnen de gegevens gesplitst worden
in meetgegevens en objectgegevens. De meet
gegevens worden vermeld op bij de opname
methode behorende ponsdocumenten en de
objectgegevens op het speciale ponsdocument
objectgegevens, waarop men de relatie van een
punt kan aangeven met de objecten waartoe
het behoort en de punten waarmee het ver
bonden moet worden. Er wordt naar gestreefd
deze methode voor registratie van topografie
en leidingen slechts een geheugenruimte van
100K oktaden te laten gebruiken. De pro
grammatuur waarin deze methode is vastgelegd,
moet nog worden ontwikkeld, terwijl ook de
aanschaf van het computersysteem nog in het
planstadium is. De drie in deze paragraaf ge
noemde methoden voor het digitaal kaarteren
kunnen dus alleen deel uit maken van een ge
avanceerd computersysteem, met de mogelijk
heid van extern geheugenopslag (disc-units).
Y. Inpassing in het P1400-systeem.
De inpassing van de in de programmaserie
X-316 t/m X-319 vastgelegde methode in het
P1400-systeem heeft al in zoverre plaatsgevon-
151