een digitaal topografisch bestand in te richten, welk inrichten is beschreven door ir. J. Dub- beld, de projectgroep '73 en de werkgroep ARTOL (zie IV). Immers de kaarten van de MD hebben een zeer kleine afname (alleen door de opdrachtgevende Directie), waardoor het in stand houden van een digitaal bestand, dat up-to-date moet zijn, erg oneco nomisch is. De kaarten vormen op zich een analoog topografisch bestand, dat, als daarvoor voldoende aanleiding bestaat, bijgewerkt wordt. De mate van bijwerking kan liggen tussen een eenvoudige terrestrische meting en een nieuwe fotogrammetrische opname van een bepaald gebied. In de methode voor de registratie van topogra fie en leidingen (SOAG) staan de vorming en bijhouding van een gegevensbestand centraal. Bovendien kan deze methode geen fotogram metrische registraties verwerken, terwijl de co dering van de terrestrische gegevens een ingewik kelde zaak is, omdat steeds nader gespecificeerd moet worden tot welke objecten een opgeno men terreinpunt behoort (meetgegevens en ob- jectgegevens). In de methode voor de proef- kaartering Amsterdam en de opzet voor de Digitale Basis Kaartering van de projectgroep '73 wordt ook een digitaal bestand gevormd. Bij weglating van dit bestand zijn de coderingen van 5 respectievelijk 4 posities terug te brengen naar 3 respectievelijk 2 posities. Er zijn dan wel methoden gedistilleerd, die voor de MD enige aantrekkelijke elementen bevatten: a. De fotogrammetrische opname kan gecom pleteerd worden met terrestrische metingen, zo dat de naverkenning niet meer met de hand hoeft te worden ingewerkt. b. De aansluitingen van de fotogrammetrische modellen zijn niet langer zichtbaar. c. Het is mogelijk om door een aantal gere gistreerde punten een vloeiende kromme te trekken. De bestaande MD-methode heeft boven deze methoden het voordeel, dat naast de tekstver melding bij de registratie ook verwezen kan worden naar genormaliseerde- en vrije teksten in het tekstenbestand, waarbij de letterhoogte zelf gekozen kan worden. Verder kan er, door verwijzing naar het symbolenbestand, een gro ter aantal symbolen worden opgenomen, n.l. 24 puntsymbolen en 25 lijnsymbolen. Ook is de dubbele registratie ter afsluiting van een gedigi taliseerde lijn te verkiezen boven een speciaal codegetal in verband met het feit dat de foto- grammeter niet steeds hoeft op te kijken om een ander codegetal in te stellen (pen-up/pen- down instructies). In het rapport van de projectgroep '73 staat vermeld, dat de automatisch getekende kaarten van de MD, voor wat betreft de verwerving van gegevens voor het Digitale Basis Bestand, voldoen aan de gestelde nauwkeurigheidseisen, doch er zijn alleen lijnen uit over te nemen, welke ook bij fotogrammetrische uitwerking van de stereomodellen snel kunnen worden gedigi taliseerd. Het zou daarom naar mijn mening wel wenselijk zijn als, ook al wil de MD zelf geen bestand inrichten, de gedigitaliseerde topo grafische objecten rechtstreeks ten dienst zou den komen van de Digitale Basis Kaartering. In zijn rede op het NGL-congres op 18 oktober jl. heeft dr. ir. M. Tienstra zijn twijfel uitgespro ken over het nut een data bank in te stellen, in verband met organisatorische problemen be treffende de bijhouding van deze data bank. Ik ben echter van mening, dat gezien de grote behoefte aan een grootschalige basiskaart, er toch een databank moet worden ingesteld, waarbij de gebruikers steeds attent moeten zijn op een mogelijke onvolledigheid van dat be stand. Literatuur. 153 Meetkundige Dienst, De ontwikkeling van het digitaal karteren, mei 1972. Ir. H. J. G. L. Aalders, Automatisering en de groot schalige basiskaart, NGT september 1973. Ir. H. J. G. L. Aalders, Digitaal fotogrammetrisch kaarteren, Geodesia februari 1972. Ir. J. Dubbeld, Digitaal kaarteren, NGT mei 1973. Werkgroep ARTOL, Vastgoedsysteem SOAG, sub systeem topografie en leidingen, oktober 1972. Projectgroep '73 T.H. te Delft, Digitale Basis Kaar tering, mei 1973. lug. A. Kranendonk, Telex- terminal; Geodesia juli/aug. 1973. Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat In dienst getreden m.i.v. 16-4-1974 als lmk, ambt. C B. H. van 't Slot; m.i.v. 1-5-1974 als techn. ambt. ing. W. R. Meelhuysen. Bevorderd m.i.v. 1-1-1974 tot cartogr. A W. van der Guchte; tot tek. BI M. Joose; m.i.v. 1-2-1974 tot tek. BI mevr. M. Weemaes-van Keulen; m.i.v. 1-3- 1974 tot lmk. ambt C W. C. J. van Paasen. Ontslag verleend m.i.v. 1-4-1974 aan de teks. B 1 W. J. M. Vissers en G. Boeye. Met pensioen m.i.v. 1-6-1974 de hoofding. direct, ir. S. Rienstra en de lmk. hfdambt. ing. W. Hart.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 29