ken. Hieraan werd tijdens uw studie in Wage-
ningen weinig aandacht besteed. De studie voor
geodetisch ingenieur in Delft gaat veel verder,
maar bovendien hebben zich na uw studietijd
vele nieuwe ontwikkelingen op ons vakgebied
voorgedaan. Geeft dat geen moeilijkheden in
het dagelijks verkeer met uw vrij uitgebreide
staf van ingenieurs.
R. Naar mijn gevoel niet. U moet niet vergeten,
dat ik veel ervaring heb opgedaan in de „civie
le" landmeetkunde en dat ik eigenlijk met het
vak meegegroeid ben. Verder heb ik veel ge
leerd in de periode waarin ik nauw met van der
Weele samenwerkte.
lnterv. De groei van de Meetkundige Dienst is
tijdens het bewind van van der Weele formi
dabel geweest. Was dat ook tijdens uw bewinds
periode het geval.
R. De groei van de Meetkundige Dienst is in
mijn bewindsperiode, maar dit laatste woord is
van u, zeker minder sterk geweest als in de
periode van der Weele. In de vijftiger jaren
hebben we de toevloed van werk kunnen opvan
gen door steeds meer personeel in dienst te ne
men. Dat kon in de zestiger jaren niet meer, ook
omdat er zeer moeilijk personeel te krijgen was.
Gelukkig konden we toen profiteren van nieuwe
technieken en hulpmiddelen, waarvan in het
bijzonder de automatisering genoemd moet wor
den. Voorts hebben we de produktiviteit van de
dienst kunnen opvoeren door een betere oplei
ding van het personeel en het toepassen van
meer geavanceerde en soms ook vereenvoudigde
werkmethoden. Zonder deze maatregelen zou
den we de steeds groter wordende hoeveelheid
opdrachten nooit hebben kunnen verwerken.
We hebben ook kunnen profiteren van allerlei
nieuwe ontwikkelingen in ons vakgebied; zoals
digitaal kaarteren, gebruik van waterpasautoma
ten, van elektronische afstandmeters, enzovoort.
Door de nieuwe ontwikkelingen ontstaan even
eens weer nieuwe taken: zoals fotointerpretatie,
remote sensing, radioplaatsbepaling en nog
meer.
Interv. Hoe is uw houding als oude man, ik mag
dat maar een half jaar jonger zijnde wel zeggen,
tegenover de veranderde ideeën van uw perso
neel. Ik bedoel zaken als inspraak, medezeggen
schap, dienstcommissies, de noodzaak van veel
besprekingen, vergaderingen en zo meer.
R. Ik heb daar niet zoveel moeite mee. Een
ieder, die over het wel en wee van de Meet
kundige Dienst wil meepraten en meedenken is
welkom. Ik sta, dacht ik, open voor nieuwe
ideeën. Ik heb echter wel moeite met de wijze,
waarop tegenwoordig dikwijls wordt gediscus
sieerd. Ik kan me ergeren aan de onredelijkheid
en de onwellevendheid, die sommige discussies
over nieuwe ideeën kenmerken. Daar lig ik
echt wakker van en dat doet me alleen maar
verdriet.
Interv. Voelt u zich eenzaam op uw post?
R. Dikwijls wel. Dat brengt de verantwoorde
lijkheid, die ik als hoofd van dienst heb, althans
zoals ik die nu eenmaal aanvoel, met zich mee.
Een hoofd van dienst moet soms moeilijke be
slissingen nemen. Men zegt wel eens, naar ik
meen, dat ik alles zwart-wit zie. Dat is niet
waar, ik zie echt wel dat een probleem vele
facetten heeft, ik zie de grijstinten wel. Ik moet
echter beslissen, dus ja of neen. Men heeft niets
aan halfslachtige of ontwijkende antwoorden.
Interv. Uw personeel vindt u wel eens stug en
een moeilijke gesprekspartner. Het vindt, dat u
te weinig delegeert. U bent niet, wat men popu
lair noemt, een vlotte vent.
R. Dat zal best waar zijn. Een mens verloochent
nu eenmaal zijn aard niet. Naar mijn mening
valt echter dat delegeren wel mee. Ik blijf wel
graag op de hoogte van alles, misschien is dat
de oorzaak en wekt dat de indruk van niet-
delegeren. Naar populariteit heb ik nooit ge
streefd, daar ben ik niet de man voor. Wel heb
ik veel behoefte aan kontakt met het personeel.
Ik vind het bijzonder jammer, dat zo weinigen
spontaan mijn kamer binnenlopen.
Interv. Aan de andere kant bewondert uw per
soneel uw eerlijkheid, uw grote liefde voor het
vak, uw fabelachtig geheugen van vroegere situ
aties, uw groot gevoel van verantwoordelijkheid.
R. Dat is dan meegenomen, ik ben daar blij
mee.
Interv. Wat ziet u als toekomst voor de Meet
kundige Dienst?
R. Daar maken veel mensen zich zorgen over
en naar mijn mening ten onrechte. Er zal steeds
een Meetkundige Dienst nodig zijn. Er zal
steeds behoefte bij Rijkswaterstaat aan land
meetkundige bijstand blijven, maar de Meet
kundige Dienst moet daarvoor dan ook gereed
zijn. De Meetkundige Dienst zal de nieuwste
ontwikkelingen moeten blijven volgen. In ons
dichtbevolkte landje zal de landmeetkunde
steeds een grote taak toebedeeld krijgen. Het
personeel van de Meetkundige Dienst, dat zijn
belangen begrijpt, zal de ontwikkelingen volgen
en zal ervoor zorgen, dat het bij blijft door stu
die en bijscholing. Nieuwe ontwikkelingen in
ons vak komen niet plotseling, het gaat geleide
lijk, maar zij, die alleen op hun oude routine
voortbouwen, kunnen het later wel eens moei
lijk krijgen.
156