Interv. Er is een rapport „Bereschot, Bosboom,
Hegener", dat naar ik meen zinspeelt op een
fusie op lange termijn van landmeetkundige
diensten in Nederland. Hoe ziet u dat. U had
zitting in de begeleidingscommissie. Vindt u het
niet onbevredigend, dat er dikwijls ook op lan
gere termijn niets uit commissies en werkgroe
pen komt, al worden er dan congressen en
studiedagen aan het betreffende onderwerp ge
wijd.
R. Om met het eerste te beginnen. Die fusie zie
ik niet komen, elke dienst heeft zijn speciale
taak. De Rijkswaterstaat moet steeds een appa
raat ter beschikking hebben om in de behoefte
aan landmeetkundige bijstand te voorzien. Het
best kan dit door een goed geoutilleerde eigen
dienst. Wel moet en kan er een samenwerking
groeien. De controverse, die er in het begin van
de dertiger jaren was tussen Kadaster en Meet
kundige Dienst is er gelukkig niet meer. De ver
wezenlijking van het gestelde in rapporten van
commissies en werkgroepen duurt inderdaad
altijd lang. Toch is er al enig resultaat uit het
door u bedoelde rapport. In overeenstemming
met een daarin genoemde suggestie hebben de
hoofden van de grote landmeetkundige diensten
en hun plaatsvervangers een kontaktcommissie
gevormd. In deze kontaktcommissie komen een
aantal zaken van gemeenschappelijk belang aan
de orde, zoals een optimaal gebruik van ieders
capaciteit, het opleiden van personeel, het ont
wikkelen van nieuwe werkmethoden, het toe
passen van nieuwe technieken, de automatise
ring van reken- en tekenwerk, de opbouw van
luchtopname-bibliotheek, enzovoort. Met het
wachten op resultaten van commissies en werk
groepen moet men in jaren rekenen. Een voor
deel hiervan is dat het probleem van alle kanten
wordt belicht en ook geven de rapporten van
commissies en werkgroepen slechts aanbevelin
gen, waaraan vele instanties vervolgens hun fiat
moeten geven, voor de resultaten zichtbaar
worden.
Interv. We hadden het al over kontakten met
Kador, hoe zijn de kontakten met instanties als
ITC, TH en DIV?
R. Met het ITC is een prettige uitwisseling van
zaken op fotogrammetrisch gebied, die ik theo
rie en praktijk zou willen noemen. Over het
kontakt met de TH zou ik willen opmerken, dat
naar mijn mening het onderzoek afgestemd
moet zijn op de praktijk. Er is meer samenwer
king nodig tussen de Meetkundige Dienst als
produktiedienst en de TH als researchinstituut.
Meer kontakt en samenwerking zou nuttig zijn.
Met de DIV wordt nauw samengewerkt. De
DIV heeft personeel en taken van ons overge
nomen. Dat is sommigen wel moeilijk gevallen.
Toch geloof ik dat het juist geweest is. Er is
wel eens gevraagd waarom de Meetkundige
Dienst de taak van de DIV er niet bij gekregen
heeft. Dat zou niet goed geweest zijn. Er is veel
meer bij de Rijkswaterstaat te automatiseren
dan de geodesie alleen. Voor al dit automatise-
ringswerk is een afzonderlijke dienst nodig, die
de andere waterstaatsdiensten voorziet van het
„gereedschap", dat zij voor de uitvoering van
hun taak nodig hebben. De DIV doet het grote
werk, de diensten vullen naar eigen behoefte
aan. De Meetkundige Dienst heeft nog steeds
eigen programmeurs. Door samenvoeging zou
bovendien een veel te grote dienst zijn ontstaan.
Interv. Wat is er veranderd in die ruim veertig
jaar, die u meeloopt in de landmeetkunde.
R. Alles of bijna alles. Het meet-, reken- en
tekenwerk, zoals we dat vroeger deden, komt
niet meer voor. De meetband wordt nauwelijks
meer gebruikt, evenmin als de detailcoördinato-
graaf, de trekpen en de handrekenmachine. Er
kwamen elektronische afstandmeters, compu
ters, elektronische tekenmachnies enzovoort. Er
groeien meer specialisaties en dat kan soms
voor het betrokken personeel nadelig zijn. Door
de basisopleiding pogen wij de jongelui een ba
sis te geven op grond waarvan zij zich in het
vak verder kunnen ontwikkelen en ook verder
kunnen studeren. Het belang van het personeel
mag bij de nieuwe ontwikkelingen niet in het
gedrang komen. Trouwens het personeelsbelang
is steeds een grote zorg voor mij geweest. De
Meetkundige Dienst is jong en heeft geen histo
rie zoals het Kadaster of een Rijkswaterstaats-
arrondissement. Ook mijn opvolger zal aan per
soneelszaken veel zorg moeten besteden.
Interv. U bent meer een type Fortuin als een
type van der Weele wat de reglementen betreft,
u tilt daar erg zwaar aan.
R. Inderdaad, een voorschrift is bij mij een
voorschrift. Als ze er zijn moeten ze nageleefd
worden. As ze niet nageleefd kunnen worden
moeten ze worden veranderd. We moeten op
passen niet met verouderde voorschriften te
werken.
Interv. U gaat in Roden wonen, waarom zo ver
van Delft.
R. Dat is stom toevallig, dat had even goed
Norg of Ommen kunnen worden, maar juist in
Roden stond een niet te groot huisje leeg. Als
je samen ouder wordt moet je niet meer in een
groot huis gaan wonen. Bovendien zitten we
daar in de buurt van de kinderen en kleinkin
deren; onze oudste zoon is tandarts in Rolde, de
jongste studeert nog in Groningen.
157