3. In een gesloten veelhoek met 10 zijden be
draagt de hoeksluitterm 100 dmgr. Uit de sta
tionsvereffening van de hoekmeting volgt een
standaardafwijking van 5 dmgr in de gemid
delde richting.
De gemiddelde centreerfout wordt geschat op
0.25 cm. De zijden zijn in de orde van grootte
van 500 m. Toets deze sluitterm met a 5%.
Wat is de grenswaarde van de sluitterm bij een
onderscheidingsvermogen van 80%?
4. a. Verken de in onderstaande figuur geschetste
veelhoek volgens de H.T.W.-methode voor ge
bied 2,3. Ga uit van lengtemeting met een
electro-optische afstandmeter waarvoor geldt
a 1 en b 1. Hoekmeting zal geschieden
in één dubbelserie, waarbij gericht wordt op de
voet van jalons. De standaardafwijking in de
enkele richting wordt geschat op 25 dmgr.
b. Op basis van de gegevens uit opgave 4 a zal
de veelhoek niet voldoen aan de H.T.W.-eisen.
Probeer enkele alternatieven voor de geplande
opzet uit, gebaseerd op reële verbeteringsvoor
stellen, en ga na welke opzet het beste gekozen
kan worden.
U dient er vanuit te gaan, dat de lengtemeting
1.v.m. de beschikbaarheid van het instrument
niet gelijktijdig met de hoekmeting kan worden
verricht.
Voorts zijn de richtingen 6-8 en 5-7 wederzijds
niet te meten.
Landmeten, Waterpassen tijd: 2t/2 uur.
1. aWelke functie heeft het oculair van een
richtkijker en waarom bestaat deze uit (stelsels
van) oog- en veldlenzen.
b. Stel dat een brildragende presbyope waar
nemer de kijker goed heeft scherpgesteld; hoe
moet hij handelen, indien hij deze bril afzet en
daarna wederom een scherp beeld wil waarne
men; (exact aangeven wat er dan moet gebeu
ren; stand verandering van welke lenzen of lens
in welke richting?).
2. a. Bij de meeste afleessystemen van theodo
lieten heeft men afwisselend te maken met het
aflezen van getallen en het tellen van inter
vallen. Dit laatste is vaak een foutenbron;
waarom?
b. Zowel Zeiss als Kern trachten bij hun digi
taal aflezingsysteem zoals bij de Th 2 en de
DKM 2-A dit tellen tot een minimum te beper
ken. Bij beiden leest men af tot in milligraden;
de vierde decimaal moet nog geteld worden.
Welk van onderstaande afbeeldingen van het
zichtbare afleessysteem schrijft U op grond van
de gebruikelijke constructiemethoden bij beide
fabrikaten toe aan Zeiss en waarom?
c. Wat is de aflezing in beide gevallen?
d. Heeft men bij beide te maken met een
dubbelpunts-aflezing, dat wil zeggen middeling
van 2 diametraal gelegen randpunten? Uw ant
woord toelichten.
3. Hoe verklaart U dat bij een normale door
gaande waterpassing in de middag verwacht
mag worden dat daarbij een positieve sluitfout
zal optreden?
Hoe kan deze „fout" goeddeels worden voor
komen dan wel in het resultaat worden te niet
gedaan?
4. Het systeem „Detailmeten" voor automati
sche verwerking van meetgegevens vergt noch
een bijzondere meetmethode noch een voor-
instelschaaltje
163
Schaal 1 25000
4