fflteri]tay[rtQ)Pii]W(i
geschreven instrumentarium. Toch wordt een
bepaalde methode onder gebruikmaking van
een bepaald instrumentarium hier te lande de
laatste tijd bij voorkeur toegepast.
Geef een bondige beschouwing/verklaring met
betrekking tot bedoelde voorkeur; vergelijk
daarbij de inzet van de huidige apparatuur met
de vorige (DKRT en verklaar het belang van
de meetmethodisch universele mogelijkheden
van het systeem. Welke consequenties zijn aan
dit systeem volgens U verbonden in verband
met de reconstructie- en mutatieproblematiek.
5. a. Noem de methoden van elektronische af
standsmeting.
b. Noem de verschillen tussen de methoden.
6. Wat wordt bij elektronische afstandsmeting
verstaan onder:
a. buiging;
b. breking.
Waarnemingsberekening II tijd: 2y2 uur.
De richtingen 1, 2 en 3 zijn in serie, volgens
Bessel, gemeten. Uit de stationsvereffening
volgt:
0.0000, 2 54.1612 en 3 104.3806.
Voor de schatting van de variantie van de en-
264
kele richting is berekend: s2 yy- 22.
(2 vv =r 264).
Naderhand is nog gemeten voor hoek 1.3.
1.3 104.3804
09
10
07
13
11
Vraag 1. Bestaat er een significant verschil in
nauwkeurigheid tussen beide metingen?
Vraag 2. Bereken uit alle metingen één schat
ting s2.
Vraag 3. Is het verschil tussen de beide bepa
lingen van de grootte van hoek 1.3 significant
(t - toets met s2)?
Vraag 4. Bepaal voor de directe meting van
hoek 1.3 het 95% betrouwbaarheidsinterval
voor de midwaarde 1.3.
Vraag 5. Bereken de vereffende hoeken 1.2
en 2.3.
OJ
De hieronder vermelde tijdschriften enz. kunnen door
de lezers van Geodesia worden geleend uit de biblio
theek van de afdeling Landmeetkunde van de HTS
voor de Bouwkunde, t.a.v. ir. B. de Boer, Vondel
laan 2 te Utrecht.
Mitteilungsblatt
Bund der Öffentlich bestellten Vermessungsingenieure
e. V.
1972-12
W. Rose, Die Wirtschaftlichkeit elektronischer Tachy-
meter in Abhangigkeit von Sicherheitsanforderungen
Genauigkeit und Festpunktnetz.
1973-2
W. Bonczek, Baulandumlegung aus stadtebaulicher
Sicht.
1973-3
W. Bonczek, Baulandumlegung aus stadtebaulicher
Sicht (Fortsetzung).
1973-4
H. Fuchs, Erfahrungen bei Grundstiicksvermessungen
und Grenzfeststellungen in bebauten Ortsteilen.
1973-5
H. Hoitz, Geodatische Berechnung mit elektronischen
Taschenrechern.
1973-8
W. Rose, Wechselbeziehungen zwischen öffentlichem
Vermessungswesen und Ingenieurvermessungen.
1973-9
K. Barwinski, Wechselbeziehungen zwischen öffentli
chem Vermessungswesen und Ingenieurvermessung.
1973-10
H. Hoitz, Geodatische Berechnungen mit elektroni
schen Taschenrechern Teil II.
1973-11
G. Bohnsack, Überlegungen zur Reform des Boden-
rechts in der Bundesrepublik Deutschland.
Der Vermessungsingenieur
1973-1
E. Zaclihuber, Zur Wiederkehr des 500sten Geburts-
tages von Nikolaus Kopernikus; K. Grewe, Vermes-
sungen für den Gesamtplan einer archaologischen Aus-
grabung am Beispiel der Colonia Ulpia Traiana in
Xanten; H. Minow, Antike Feldmesskunst in Meso-
potamien.
1973-2
H. W. Kothe, Diskussion urn die Berufsentwicklung
164
