kant van een grondwerk naar links genomen
wordt en aan de rechterkant naar rechts.
3. Aanpassing van de coördinatenbanden.
De aanpassing van de normale coördinatenband
tot cunet- c.q. nieuwe profielband geldt de
aansluitpunten van het cunet c.q. nieuw profiel
met het maaiveld. Voor de berekening van het
grondverzet is het noodzakelijk, dat de maai-
veldlijn en de cunet- c.q. nieuwe profiellijn een
gesloten figuur vormen. Als het eerste of het
laatste punt van een cunet of een nieuw pro
fiel, welk punt theoretisch tevens een punt van
het maaiveld is, volledig in afstand en hoogte
is opgegeven, dan zal dit punt praktisch nooit
precies in het maaiveld liggen (grondwerk!),
zodat er geen gesloten figuur is ontstaan. Het
is daarom mogelijk om deze aansluitpunten op
te geven middels een helling of alleen een af
stand. Het systeem berekent nu in geval van
een opgegeven afstand zelf de bijbehorende
maaiveldhoogte en in geval van een opgegeven
helling de afstand t.o.v. de as en de hoogte van
dit snijpunt met het maaiveld. De opgegeven
helling heeft de gedaante van a b en kan posi
tief en negatief zijn (fig. 29). De helling is posi
tief als het punt van het cunet c.q. van het
nieuwe profiel van waaruit de helling naar het
maaiveld wordt getrokken, onder maaiveld ligt
en positief als dit punt boven maaiveld ligt.
4. Het IBM-programma DWARSPROFIEL.
Dit programma berekent in het uitvoeringssta
dium onder meer het grondverzet van een
grondwerk door combinatie van twee profielen
(fig. 30). Deze profielen zullen een gesloten
figuur vormen, waarvan de knikpunten ge
waterpast zijn. Hiertoe nam men op ieder knik-
punt de middendraadaflezing en de afstand tot
een fictief nulpunt op.
De richting van de helling wordt door het sys
teem zodanig gekozen, dat deze aan de linker-
Daar de knikpunten voorzien worden van een
raainummer en een puntnummer is de meet-
volgorde in het werk volkomen willekeurig.
Het is mogelijk maximaal 16000 knikpunten
op te nemen. De puntnummeringen en de meet
gegevens worden genoteerd op ponsconcepten
en daarna vastgelegd op ponskaarten. Het com
putersysteem (IBM 370158) sorteert de knik
punten en berekent de coördinaten, waarna
de oppervlakten van de gesloten figuren vol
gens de methode van Gauss-Elling (zie III.6)
bepaald kunnen worden.
190
16.350
NAP- 3
16.300
NAP- 3
Fig. 28. Voorbeeld dwarsprofieltekeningen t.b.v. de
eindafrekening (X234), oorspronkelijke schalen
horizontaal 1 500, verticaal 1 200.
7Tv7
Fig. 29.
Maaiveldband
Nieuw-profielband
16.250000
16.250000
2.800
3.728
1 20
0.000
3.675 )2
0.000
3.766
0.000
3.675
3.700
3.694
2.400
3.585
4.500
3.672
5.200
2.168
7.200
3.509
6.400
1.493
12.200
1.053
8.800
2.390
13.700
0.998
12.880
2.492 )1
14.400
0.445
16.000
2.512 )2
15.200
0.468
20.400
2.227
18.100
2.401
21.600
1.495
31.500
22.450
0.695
23.300
0.295
24.150
0.595
Cunetband
25.000
1.495
16.25000
27.200
2.279
1 1
31.970
2.387
3.300
1.409
44.970
2.310
18.300
1.408
61.470
2.252
1 1000
Voorbeeld invoerbanden.
vizierlijn 2
RAAI 5
Fig. 30.