Bijzondere metingen in de landmeetkunde door D. v. Noortwijk, Technisch Physische Dienst TNO-TH. Inleiding Onder bijzondere metingen" worden verstaan, die metingen, die niet tot het dagelijks werk behoren van de landmeter. Overigens is dit toch werk, dat beslist wel tot de taak van de land meetkundige kan behoren, omdat gebruik wordt gemaakt van waterpas-niveau, waterpasinstru ment en theodoliet. Voor deze metingen is meestal geen standaard apparatuur te koop; wel kan bestaande apparatuur worden gewijzigd, of speciaal voor de betreffende meting worden ontwikkeld. Ook spreekt men over bijzondere metingen, indien het metingen met zeer grote nauwkeurigheid betreft. Deze metingen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld deformatie metingen, nauwkeurigheidswaterpassing over grote afstand zonder tussenpunten, plaatsbepa ling, verticaal-, hoek- en hellingmetingen. Voorbeelden van bijzondere metingen, uitgevoerd door de TPD, a. Verticale buismetingen. Deze metingen die nen om de elastische lijn van bijvoorbeeld een betonnen of stalen paal te bepalen, d.w.z. de deformatie, die onder horizontale druk is ont staan. Om in een betonpaal te meten, moet er bij de fabricage van de paal een plastic pijp over de gehele lengte in het hart van de paal worden ingegoten. In de plastic pijp is een V- groef gesneden, die dient als referentielijn. Door deze groef wordt een houder met verlicht meet- merk aan een kabel geleid om rotaties van het meetmerk tegen te gaan (foto 1). Aan de houder zitten twee verende wieltjes ach ter elkaar, die in de gesneden groef van de pijp lopen. Deze wieltjes dienen om de onregelmatig heden van buis en lassen op te kunnen vangen. Ook zitten er onder een hoek van 120° ten opzichte van de wieltjes twee vaste geleidings strippen om het meetmerk te centreren en de wrijving zo klein mogelijk te houden. Als meet instrument kan bijvoorbeeld een Wild T2 of T3 theodoliet worden gebruikt met een voorziening om loodrecht naar beneden in de buis van de paal te kunnen kijken. Deze voorziening bestaat uit een pentagoon- prisma, gemonteerd voor het objectief van de kijker, waardoor de lichtstralen 90° worden afgebogen (foto 2). Men kan de kruisdraad van de theodoliet instellen op het verlichte meetmerk en zo de hoek bepalen die het meet merk op een bepaalde hoogte in de pijp met de verticaal maakt. De theodoliet moet bij metin gen over langere tijd steeds in dezelfde horizon tale positie worden geplaatst, omdat men an ders een horizontale rotatie krijgt, wat een foutieve aflezing en berekening tot gevolg heeft. De opstelling voor de theodoliet bestaat uit een stoel die op of aan de paal is gemonteerd. Hier bij is de paalkophelling niet van belang omdat er van een waterpasvlak wordt uitgegaan. De begrenzing van de doorbuiging en of deformatie Foto 1Meetmerkhouder met de twee verende wieltjes die in de groef geleiden. 171

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 3