1 €re- JL* W I J9 behandeld. De berekening is zodanig uitge voerd, dat de eerste uitzetting zoveel mogelijk vanuit een punt, midden in het uit te zetten gebied geschiedt. Hierdoor verkrijgt men zo weinig mogelijk extrapolatie. Dit punt is vooraf vanuit vaste punten rond het uit te zetten gebied bepaald door veelhoeksmeting. Dit biedt de garantie, dat het punt in een juist meetkundig verband staat met de grondslag in de omgeving. Als na de eerste uitzetting de punten vanuit een tweede of derde standplaats worden gecontro leerd, zullen de afwijkingen niet systematisch doch toevallig zijn. Onmiddellijk hierna worden in het terrein de maten tussen de rooilijnpiket ten (zoals 17; 23; 911 enz.) en hier en daar door een loodlijn (zoals 444340) gecontroleerd. De toevallige fouten in de tweede (controle) SM 11-meting samen met de rooilijn- maten kunnen aanleiding geven tot correcties. In het aanbrengen van deze correcties zal men enige behendigheid moeten krijgen, omdat de afwijkingen zowel in de richting als in de af stand kunnen zitten. Gedetailleerde beschrijving van de uitzetting We bespreken tot slot de uitzetting van de pun ten 1 tot en met 46 van fig. 1. De vaste punten 1353, 1354 en 1359, die eerder door polygo- nering bepaald zijn dienen nu als opstelpunten. Het instrument (zie foto 2) wordt opgesteld in 1353 en wordt georiënteerd op 1359 met de randstand 131.3402 gr. en de gemeten afstand \x bomgnrij Q) hulppunt H voor controle opstelling Fig. 3. B Foto 2. 211

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 7