C ti r I stof fel Rlantijn
(ca. 1 520- 1 589}
en de kartografie.
door W. Koopmans, oud-ambtenaar van het Kadaster.
Motto: A us der Geschichte muss man lernen.
Doel van de publikatie
Plantijn heeft zich van eenvoudige, hardwer
kende boekbinder opgewerkt tot leider van het
wereldbekende Plantijn-huis te Antwerpen, Lei
den en elders Een belangrijk deel van zijn typo
grafische en kartografische produkten bestond
uit publikaties op godsdienstig en literair ge
bied. Zeker 1500 werkstukken gingen via zijn
vestigingen de wereld in. Het gaat ons hier niet
in de eerste plaats om deze uitgaven, hoe koste
lijk dan ook ingericht en hoeveel gevraagd dan
ook in vele landen. Onze belangstelling ging
evenmin uit naar de verschillende lijsten van
verboden boeken, die van zijn persen kwamen
(die hebben trouwens hun tijd gehad). Zelfs
aan zijn bijdragen op muziekgebied en aan zijn
poëtische ontboezemingen gaan we hier voorbij.
Wat ons sterker interesseert is Plantijns activi
teit op het gebied van land- en volkenkunde en
in het bijzonder zijn medewerking aan de tot
standkoming en verbreiding van kartografische
produkten.
Wij moeten om ruimte te sparen voor
een breed opgezette achtergrond verwijzen naar
Dr. Maurits Sabbe, Antwerpsche druckerije,
1927.
(Velen van u kennen zeker de naar Plantijn ge
noemde Chr. Plantijnstraat in Den Haag, waar
de Staatsuitgeverij een vestiging heeft en de
gedenkplaat in Leiden, waarover Van Gulik en
Vervliet schrijven).
Familie en eerste opleiding
In 1549 besloten Plantijn en zijn vrouw Jeanne
Rivière Frankrijk te verlaten, om zich in Ant
werpen te vestigen. Aanvankelijk wilde hij
schoolmeester of letterkundige worden. Hij had
echter de omstandigheden tegen en na een be
grijpelijke aarzeling besloot hij het drukkersvak
en het boekbinden te leren in Caen, toentertijd
een bekend centrum voor de typografie. Zijn
leermeester daar was Robert Macé, van wie
werd gezegd dat hij „zeer geleerd was en ver
kleefd aan het catholicisme, tevens zeer besla
gen in de letteren en de wetenschappen
In het huis van Macé maakte hij kennis met
Jeanne „de dienstmeid", die hij in zijn corres
pondentie zijn „momère Jehanne" en „beminde
huisvrouw" noemt. Uit de geboorte in 1547
van zijn oudste dochter Margaretha mag
men afleiden, dat zijn huwelijk omstreeks 1546
plaats vond.
Plantijn en zijn vrouw behoorden tot de wer
kende stand; hij noemt zichzelf in een brief
aan Montanus een homo plebeus en aan
zijn dochter Madeleine schreef hij eens, dat zij
Portret van Christoffel Plantijn door H. Goltzius.
248