De grootte is x/2 AB. (AD -f- BC) Perceel 2: Gemeten zijn AC, DE en BF De grootte is x/2 AC. (DE BF) Welke bepaling verdient uit het oogpunt van nauwkeurigheid de voorkeur? Keuze motiveren! 4b. Wat verstaat men bij een compensatiepool- planimeter onder: 1. de zwaartecirkel? 2. de grondcirkel? 3. de grenscirkels? Geef bij het antwoord toelichtende figuren en vertel waarom bij het gebruik van bo vengenoemde planimeter met deze cirkels rekening gehouden moet worden. Van het bovenstaande perceel wordt de grootte bepaald met behulp van een harp- planimeter. Bereken deze grootte als de ge gevens zijn: 1De schaal van de kaart, waarop het per ceel voorkomt, is 1 2500. 2. De krimp van deze kaart in twee onder ling loodrechte richtingen is respectieve lijk 0,3% en 0,6%. 3. De evenwijdige lijnen van de harpplani- meter hebben een onderlinge afstand van 3 mm. 4. De krimp van de harpplanimeter is 0,5%. 5. De som van de afgepaste gemiddelde breedten van de 13 trapezia, waarin de harpplanimeter het perceel verdeelt, is 80 mm. 6. Van de overschietende driehoek van het perceel worden voor de basis en de hoogte uitgepast respectievelijk 6 en 1 mm. 5a. Geef een definitie van de richtlijn van een buisniveau, waarvan het inspelen beoor deeld wordt met een niveauprisma. 5 b. Met welke regelingseis dan wel constructie- eis moet rekening gehouden worden, indien een reversieniveau voorzien is van niveau prisma en waarom? 5c. Wat verstaat men onder de hoekwaarde van een niveau? Waarvan is de hoekwaarde een norm? Hoe kan men zonodig deze hoekwaarde bepalen en bij welke waterpassingen wordt daarvan weieens gebruik gemaakt? 6. Een waterpasinstrument bezit een horizon tale rand, verdeeld in decimale graden, die ieder weer in 2 delen zijn verdeeld. Het afleesmiddel is een nonius, die 25 delen bevat. De lengte van de nonius komt over een met 12 graden op de rand. Vragen a. Bepaal de nonius-eenheid. b. Hoe zal de laatste noniusstreep becijferd zijn? c. Teken een vergroot stukje van de rand en geef hierop nauwkeurig de plaats aan van de indexstreep van de nonius, in dien 19.80 gr. afgelezen wordt. d. Welke noniusstreep zal bij deze aflezing van 19.80 gr. coïncideren? LANDMEETKUNDE II Tijd. lx/2 uur Overzicht van eventueel te gebruiken formules: In een A 123 geldt (v3 en a3 te berekenen met resp. sinus- en cosinus regel): A In v3 cotg a, A ocj cotg co A cto A d3 cotg Ö1 A In v, cotg a2 A In v., Grenswaarden: y u x G (y), (yf jV0 x' z]/-~; met N; c*. u*. G-K u. c of: c*. g~K (e), (e)*. g~\ c A0 j~2 V y*. G- K Vv Verdere differentie-vergelijkingen: 3 Zij 257

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 21