levert het ook aan C (overschrijving trans portakte in de openbare registers). Wat kan B nu doen? 4. A heeft een vordering van 12.000 gulden op B en heeft tot zekerheid hiervan een recht van eerste hypotheek op het woonhuis van B. Op dit huis is nog een tweede hypotheek gevestigd ten behoeve van C, die ook een vordering van 12.000 gulden heeft op B. A heeft bovendien nog een concurrente vor dering van 4.000 gulden op B. Tenslotte is er nog een schuldeiser D die ook een con currente vordering van 4.000 gulden heeft op B. B gaat failliet. A. maakt gebruik van zijn recht van eigenmachtige verkoop. Het woonhuis brengt bij de openbare verkoop 20.000 gulden op. Het wordt gekocht door E die gebruik maakt van zijn recht zuivering van hypotheken te vragen. De verdere bezit tingen van B brengen bij executoriale ver koop 6.000 gulden op. a. Hoeveel zullen de schuleisers A, C en D elk uit de totale opbrengst ontvangen? b. Welke schuldvorderingen en hypotheken zijn door de zuivering komen te verval len? 5. Welke verschillen kent u tussen het zakelijke recht van vruchtgebruik en het zakelijke recht van erfpacht? Bestuursrecht: 1. Nederland is een gedecentraliseerde eenheids staat. a. Wat voor soort taken en bevoegdheden worden er gedecentraliseerd, en op wel ke wijze vindt deze decentralisatie plaats? b. Maak aan de hand van een voorbeeld het verschil duidelijk tussen decentralisatie van bestuur en deconcentratie van be stuur. c. Waaruit blijkt in het Nederlandse staats- en bestuursrecht het karakter van een heidsstaat? 2. Geef vier verschillende voorbeelden van overheidsbesluiten die elk om een andere reden geen beschikking zijn in bestuursrech telijke zin. Vermeld kort de reden bij elk voorbeeld. 3. Een buurweg is geen openbare weg. aWat is het verschil tussen een buurweg en een openbare weg? (Openbare weg in de zin van de Wegen wet). b. Op welke wijzen zou een buurweg een openbare weg kunnen worden? c. Hoe kan de eigenaar van een particuliere weg voorkomen dat zijn weg een open bare weg wordt? d. Op welke wijzen kan er een einde komen aan de openbaarheid van een weg? 4. De wettelijke regelingen in de Belemme- ringenwet Privaatrecht en in de Onteige ningswet vertonen een aantal overeenkom sten en verschillen. aWelke verschillen kent u tussen de Be- lemmeringenwet Privaatrecht en de Ont eigeningswet? b. Welke overeenkomsten kent u tussen de ze twee wetten? HULPTECHNIEKEN Tijd 2y2 uur A. Geodetische astronomie 1. Welke sterren met een hoogte van 45° kun nen ten behoeve van een gecombineerde lengte- breedtebepaling volgens Gauss op 28 mei 1974 tussen 22 uur en 24 uur lokale tijd waargenomen worden voor een waarne mer die zich bevindt op een plaats waarvan de voorlopige waarde van de gevraagde leng te en breedte ongeveer gelijk is aan resp. 49° 25' en 53°. Selecteer hieruit 4 ster ren met: a. een magnitude die kleiner is dan 3.5 b. een onderling verschil in waarnemingstijd dat niet kleiner is dan 10 minuten. c. positielijnen die een gunstige bepaling ge ven van de gevraagde lengte en breedte. B. Kartografie 1. Verricht een vergelijkend onderzoek naar twee verschillende cylinderprojecties. Hier in dienen ten minste te worden verwerkt: a. de afbeelding van meridianen en paral lellen, b. een onderzoek naar aequidistantie, aequi- valentie en conformiteit, c. de toepassing van diverse praktische ge vallen. 2. Hoe kan men de hoogte op een kaart voor stellen? Werk de antwoorden ieder verder uit en geef voorbeelden. C. Fotogrammetrie 1. a. Met welke idealisaties is het mogelijk om het fysisch-chemisch proces van de foto grafie met een wiskundig model te be schrijven? b. Hoe kan het verband tussen voorwerps- 260

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1974 | | pagina 24