tatie, automaten en reservoirs, administratieve
en technische punten. Hierbij zijn de objecten
die voor meerdere doeleinden gebruikt worden
problematisch.
Een indeling naar materiaalsoort lijkt niet zo
gewenst. De objecten zijn vaak samengesteld uit
diverse soorten.
Door de beschrijvingen achterwege te laten
richt men zich op het gebruik van grafische ex
pressiemiddelen.
Eisen aan de vormgeving kunnen ondermeer
zijn:
1. de vorm is associatief. Dit kan worden be
reikt door het aangeven van:
de plattegrond,
het silhouet van het object, A
een symbool met specifieke betekenis.
2. De vorm is geometrisch (figuur 3).
Er ontstaat een afstand tussen de vorm van het
symbool en de uiterlijke kenmerken van het
object. Het raadplegen van een legenda is
noodzakelijk.
3. De vorm heeft een direct aanwijsbaar zwaar
tepunt. De cirkel, het algemene puntsymbool,
geeft de ligging exact weer. Het gebruik van an
dere vormen mag niet tot onduidelijkheid lei
den.
4. De vorm bestaat niet uit gekleurde vlakken
of verschillend gekleurde lijnen. Bij een beperk
te oplage is kleurendruk onevenredig duur; re-
produktie door middel van lichtdruk is doelma
tiger.
5. De vorm staat beeldvorming en orde toe.
6. De vorm is normatief. De keuze en de op
bouw van de symbolen leidt zo mogelijk tot een
genormaliseerde vormgeving.
7. De vorm is gebonden aan een maximum af
meting, afhankelijk van de spreiding van de ob
jecten, de schaal en het kaartbeeld.
8. De vorm is gebonden aan een minimum af
meting. Interpretatiemogelijkheid en het uit
vloeien van inkt speelt hier o.a. een rol.
9. De vorm bestaat zo mogelijk uit rechte lijn-
stukken. Het aantal knikpunten is beperkt. Het
bijwerken van de kaartbladen vanuit gegevens
bestanden gebeurt waarschijnlijk door het op
nieuw uittekenen van de bladen waarop de mu-
O A I1
O O O A X CXI
n 6 o o i i
taties plaats vonden. Gebogen lijnstukken en
korte lijnstukken hebben een sterk remmende
invloed op het automatisch tekenproces.
10. De vorm is in één „trek" te tekenen. Het
telkens plaatsen van de pen kost relatief vee!
tijd (zie ook Digitale Basiskaartering; rapport
projectgroep '73, onderafdeling TH-Delft).
Beeldvorming
De begrippen beeldvorming en orde verdienen
enige toelichting. In de cartografie worden
grootschalige kaarten technische plans genoemd;
cartografische technieken zijn dan ook niet spe
cifiek van toepassing. In de geodesie, waar de
technische plans worden vervaardigd is het ge
bruik van symbolen eerst nu actueel geworden;
de vervaardiging van leidingenkaarten heeft
daar eveneens toe bijgedragen. In tijdschriften
zijn er, voor zover bekend, tot nu toe geen pu-
blikaties verschenen met als centraal onderwerp
het gesystematiseerd gebruik van symbolen op
grootschalige kaarten. Een gesystematiseerd
gebruik van symbolen voor kleinschalige kaar
ten is hoofdzakelijk binnen het kader van de
thematische cartografie ontwikkeld. De juiste
weergave van spreidingen blijkt ook daar es
sentieel, zodat de grammatica van de grafische
symbooltaal bij de vormgeving van belang kan
zijn. Deze grammatica is ontwikkeld door J.
Bertin in zijn boek „Sémiologie Graphique"
Parijs/Den Haag 1967. Een overzicht van de
expressiemiddelen zoals die door hem zijn on
derscheiden geeft figuur 4.
De waarnemingseigenschappen van de expres
siemiddelen zijn ondergebracht in vier rubrie
ken: binding, beeldvorming, orde en aantal.
Figuur 4.
waarnemingseigenschappen
binding
beeldvorming
orde
aantal
expressierichtingen
grootte
grijswaarde
grein
kleur
richting
vorm
Figuur 3.
jiF J. Bertin - Semiologie Grofiqui
311