Meting voor een
restauratieplan
door ing. K. Wagenaar, technisch hoofdambtenaar B bij de
gemeente Dordrecht.
Het gebeurt nogal eens, dat een gebouw of een
complex van gebouwen gerestaureerd of gere
noveerd moet worden, terwijl er geen of in on
voldoende mate bouwkundige tekeningen aan
wezig zijn.
De oorzaak is vaak dat het, soms verzakte, ob
ject zeer oud is en door de eeuwen heen vaak
werd gewijzigd. De werktekeningen zijn meest
al summier uitgevoerd, omdat de constructie van
het betreffende gebouw afhankelijk was van
het aangevoerde materiaal. Dit materiaal be
stond bijvoorbeeld uit balken van verschillende
dikte; het was ondoenlijk deze door handbe
werking gelijk te maken. De timmerman uit die
tijd was dan ook een zeer ambitieus ambachts
man, die steeds improviserend de afzonderlijke
constructiedelen samenvoegde.
Sindsdien is er veel veranderd; de creatieve zij
de van de bouw is volledig naar de tekentafels
van de architect verhuisd. Bij een restauratie
plan is niet alleen van belang of het ontwerp
constructief en esthetisch aanvaardbaar is, doch
ook of het historisch verantwoord is, zodat het
gebouw zoveel mogelijk overeenkomstig de oor
spronkelijke situatie kan worden hersteld. De
architect, belast met het opstellen van een res
tauratie- of renovatieplan, wenst dan ook als
ondergrond een nauwkeurige opmeting van de
bestaande situatie.
De gang van zaken is dan meestal, dat een
bouwkundige een meting verricht van het
grondvlak met muurdikten, kozijnen enz. en
van verticale doorsneden waarop bouwconstruc-
tieve gegevens voorkomen Het blijkt in de prak
tijk vaak moeilijk te zijn tekeningen in een
juist meetkundig verband samen te stellen.
Vooral bij ingewikkelde gebouwen(complexen)
of bij verzakte gebouwen is een uitsluitend
bouwkundige benadering van de meting onvol
doende. Om ten behoeve van een juist inzicht
een homogeen verband te verkrijgen tussen al
le onderdelen van het object biedt het prak
tische voordelen een landmeetkundig verband
aan te brengen door de belangrijkste aankno
pingspunten door een landmeter op te laten
meten; de bouwkundige kan hiermee dan ver
der werken. Daartoe is een ruimtelijk meetsys
teem ontwikkeld in het boek „Praktijkoefenin
gen landmeten", hoofdstuk 17*. In dit hoofd
stuk wordt een „geraamtemeting" van een te
restaureren object behandeld, waarmee de
bouwkundige een meting krijgt van elke door
hem gewenste doorsnede in horizontale en/of
verticale zin van voor hem belangrijke uitgangs
punten in één landmeetkundig verband.
Op deze plattegronden en doorsneden (in afb.
1, 2 en 3 de dikke lijnen) kan de bouwkundige
dan alle door hem gewenste bouwconstructieve
en overige gegevens van het object (de dunne
lijnen in de afbeeldingen) bijmeten. Het leek
zinvol deze metingen, door een bouwkundige
verricht, eens te publiceren om een indruk te
geven van de wijze waarop deze worden ge
daan. Men krijgt zo een beter inzicht in de
door de landmeter te kiezen meetgegevens voor
de geraamtekaart. In bepaalde gevallen zou de
landmeter, als hij zich voldoende bouwkundig
inleeft, ook deze bijmetingen kunnen verrichten;
in elk geval is de beste methode, dat de bijme
tingen door dezelfde persoon worden gemeten
en uitgetekend.
Afbeeldingen 1 t.e.m. 3 geven respectievelijk
fragmentarisch weer de plattegrond, de langs-
doorsnede en de dwarsdoorsnede van het raad
huis te Dordrecht, uitgetekend op schaal 1 50.
De veldwerken van de metingen van de land
meter zijn niet gegeven omdat er vanuit gegaan
wordt, dat deze reeds op kaart staan. Afb. 1
Praktijkoefeningen landmeten door J. A. R. van
den Driesche, ir. C. J. W. de Jong ing- K.
Wagenaar.
10