hoofdlijnen voor deze wet ter discussie zullen worden gesteld. Het zal duidelijk zijn, dat de Landinrichtingswet op een aantal hoofdpunten moet verschillen van de Ruilverkavelingswet: verruiming van doelstellingen; het regelen van de samenhang van de in richting van het landelijk gebied met de ruimtelijke ordening; het scheppen van ruimere mogelijkheden over grond te kunnen beschikken; een verruiming van de mogelijkheden voor het tot stand brengen van toereikende be- heerssituaties; het tot uitdrukking brengen van de betrok kenheid van de gehele bevolking bij de planvoorbereiding en de besluitvorming; aanpassing van de besluitvorming aan de doelstellingen van het landinrichtingsplan. Naarmate de algemene belangen in een plan meer tot uiting komen zal dit ook in de besluit vorming tot uiting dienen te komen. Zoals be kend zullen de beleidslijnen op lange termijn gegeven worden in het structuurschema voor de landinrichting. In verband hiermede heeft de minister van landbouw en visserij besloten tot het ontwikkelen van een structuurvisie voor de landbouw op langere termijn en van een visie op de instandhouding en uitbreiding van het bos. Conclusies Aan het slot van zijn rede vatte ir Herweijer zijn betoog als volgt samen in enkele conclusies: de reële loon- en salarisverhogingen ver snellen het proces van arbeidsproduktivi- teitsverhoging bij voortduring. De machine fabrieken en procesindustrieën spelen hier op geheel in. De mechanisatie en automati sering van de akker- en weidebouw, inclu sief het houden van vee, neemt nog steeds toe. De infrastructuur van het agrarisch platteland en de gebouwen zullen hieraan continu moeten worden aangepast. Alleen part-time boeren en beëindigers op termijn kunnen zich wellicht veroorloven zich aan dit proces te onttrekken. veel beleidswijzigingen op het terrein van de landinrichting werpen hun schaduw vooruit, doordat in de dagelijkse praktijk oplossingen worden gevonden, vooruitlo pend op de Landinrichtingswet; toepassing van de Ruilverkavelingswet wordt steeds moeilijker. Een duidelijke on derlinge afstemming van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Landinrich tingswet is nodig; voor zeer veel gebieden in ons land zal de landbouw de belangrijkste initiatiefnemende kracht blijven achter de landinrichting. In een toenemend aantal gebieden, waar grote belangen ten aanzien van de beheerssituatie of landschappelijke en cultuurhistorische waarden op het spel staan, zal ook vanuit die belangen landinrichting worden bepleit; voorshands wordt de landinrichting voort gezet in een tempo van gemiddeld 40.000 ha per jaar. Daarbij hebben we te maken met het probleem dat de samenleving ver langt dat de „nieuwe" ideeën al worden gerealiseerd met de „oude" instrumenten. Dat doet een groot beroep op de inventivi teit van ontwerpers, uitvoerders en bestuur ders en op de bereidheid tot meedenken en meewerken van de direct betrokkenen. TAAK EN METHODE VAN DE ZOGENAAMDE ARCHEOLOGISCHE STREEKBESCHRIJVING Door R. H. J. Klok is in het tweemaandelijks orgaan van de AWN (Arch. Werkgemeen schap voor Nederland), nrs. XXIII-2-1974 en XXIII - 3 - 1974, een interessant artikel ge publiceerd, waaruit blijkt, dat het voor een goede beoefening van de archeologie noodza kelijk is, ook de methode van de streekbeschrij- ving tot ontwikkeling te brengen. Prof. dr W. A. van Es heeft daarvoor in ons land de grond slag gelegd (vgl. zijn recensie van „Probleme der Küstenforschung im südlichen Nordseege- biet" in het archeologisch tijdschrift Helium). Een wetenschappelijk verantwoorde keuze van te beschermen monumenten, de snelle verande ringen op het platteland, de nederzettingsarche- ologie e.d. maken dat met die streekbeschrijving snel moet worden begonnen. Men moet dit ar tikel lezen om te begrijpen, op welke wijze hier de kartografische hulpmiddelen te baat kunnen worden genomen. De detaillering vindt men op oud en recent kaartmateriaal, waarvan de schrijver een opsomming geeft: topografische kaarten, kadastrale kaarten en minuutplans, hoogtekaarten, bodemkaarten, geomorfologi- sche kaarten, waterschapskaarten en historische kaarten (met als de bekendste vertegenwoordi ger, en niet alleen in archeologische kring, de „Tabula Peutingeriana"). Al dit materiaal wijst de archeoloog de weg en elk type kaart heeft in dit opzicht eigen merites (men leze in dit verband het in Geodesia besproken werk 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 15