Vicarie-goederen in de voormalige gemeente Sloten door R. B. M. ten Kroode, le opzichter van de tekenkamer en het gemeentekadaster ter Algemene Secretarie, Amsterdam. Algemeen De uitdrukking vicarie-goederen duidt op een vorm van eigendom die weinig in de kadastrale boekhouding wordt aangetroffen. De rechtspo sitie van die goederen in het maatschappelijk verkeer is een onduidelijke zaak, waar bij na vraag weinig over bekend blijkt te zijn. Toen ik onlangs in de kadastrale leggers de tenaam stelling, „Vicarie-goederen van Arent Barendsz, Jacob Leisen en Stansz Claesz" tegen kwam bij het maken van een filiatie van een perceel in de kadastrale gemeente Sloten, ben ik mij gaan verdiepen in het ontstaan en de achtergronden van de hier bedoelde vicarie-goederen. Het bleek, dat de gronden behorende tot de vicarie, door de voormalige gemeente Sloten, in erf pacht waren uitgegeven. Dit is zeer ongebrui kelijk. Alvorens hiervoor een verklaring te ge ven zal ter verduidelijking eerst iets over het ontstaan van de vicariën worden verteld. Het ontstaan van vicariën In de eerste eeuwen van het Christendom brachten de gelovigen vrijwillig zoveel offers, dat de priesters en het onderhoud van de ker ken daaruit gemakkelijk konden worden betaald zonder daaraan enige verplichting te verbinden of daarvoor enig recht overeen te komen. In latere tijden toen de Rooms Katholieke gods dienst zich meer uitbreidde en het aantal pries ters toenam was er een middel nodig om de gelovigen te activeren tot het brengen van gro tere offers, hetzij in goederen hetzij in geld. Zodoende verleende de kerk bijzondere rechten aan begunstigers. Deze konden daardoor bij voorbeeld invloed op benoeming van priesters uitoefenen. Een van die bijzondere rechten was het oprichten van een altaar, meestal in de „omgang" der kerk. Een dergelijke oprichting of stichting werd een vicaria of capellanie ge noemd. De priester die belast was met de bedie ning van het altaar ontving de naam vicarius perpetuus of capellanus. Daar het voor die tijd gebruikelijk was dat een pastoor de herderlijke zorg overliet aan een plaatsvervanger of lagere priester, ligt het voor de hand te concluderen, dat hieruit de namen vicaris en kapelaan hun oorsprong hebben gevonden, ofschoon deze namen nu een andere betekenis hebben gekre gen. Vóór de Hervorming van 1578 lieten vele vrome lieden vicariën oprichten. Men schonk aan de vicarie goederen, meestal bestaande uit huizen, landerijen of vaste rente. Uit de op brengst van die goederen werd de priester, die met de bediening van het altaar was belast, onderhouden. De afstand van goederen, gedaan door de stichter (patroon) van een vicarie, was onherroepelijk en eeuwigdurend. Het is bekend dat stichters van vicariën in de vaste overtuiging verkeerden, dat niets meer bijdroeg aan een ideale godsdienstoefening dan het dienstdoen van een groot aantal priesters, welk denkbeeld in die dagen bij bepaalde pa rochianen postvatte, meer uit praalzucht dan uit bezorgdheid voor hun zieleheil. Dit laatste was in ethische zin eigenlijk het hoofddoel van een vicarie, doch spoedig bleek dat het stichten van vicariën meestal geschiedde ter aantoning van de persoonlijke belangrijkheid. De wijze van stichting Het oprichten of stichten van een vicarie ge schiedde bij een stichtingsbrief waarin hoofd zakelijk het aantal te lezen missen werd be paald. Hieruit valt af te leiden dat een stich tingsbrief niets anders was dan een altaarbedie- ningsregeling. Tevens kon in de stichtingsbrief worden bepaald welke goederen aan de vicarie werden vermaakt. Voorts, indien de opbrengst uit die goederen erg hoog waren, werd voor geschreven dat de vicaris verplicht was aalmoe- 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 3