Men constateerde toen, dat ,,soo lange men-
schen memorie kan gedencken" in Gooiland het
aasdomsrecht had gevigeerd en dat bij de ge
wichtige geschilpunten in de eerste plaats het
erfrecht van de langstlevende der ouders be
hoorde. Zulke en andere bezwaren duurden
voort.
In het kort was de rangorde van de erfopvolgers
naar schependomsrecht aldus: 1. kinderen en
kindskinderen bij plaatsvervulling; 2. ouders,
als beide in leven zijn; 3. één der ouders over
leden, dan de nakomelingen; 4. de ouders van
deze overledene; 5. beide ouders overleden, dan
naar gelijke rangorde de verwanten van beide.
Hier dus vererving naar het stelsel van de een
heid van familievermogen. In Zeeland bleef ook
na de politieke Ordonnantie van 1 april 1580
het oude schependomsrecht gelden (daarom
Zeeuws versterfrecht).
In Holland waren dan eindelijk aan het einde
van de 16e eeuw van regeringswege twee soor
ten erfrecht vastgesteld, die resp. in Zuid- en
Noord-Holland moesten gelden. Over de af
bakening van de grenzen is lang getwist. In het
Land van Arkel b.v. bleef de bevolking trouw
aan de oude gebruiken. Men ontkende daar de
bevoegdheid van de Staten om de inwoners de
wet voor te schrijven. Dit gold evenzeer voor
Leerdam en Gorkum, waar het recht in ver
schillende opzichten van het schependomsrecht
afweek. Zelfs na 1619 was het niet zeker, dat
men zich naar de nieuwe Ordonnantie had leren
voegen. Nog op 21 febr. 1761 verzochten o.a.
de regeerders van Axel en Terneuzen in een
brief aan de Staten van Zeeland het „soge-
naemde Aesdomsregt" (dat daar vigeerde) te
handhaven. (De tekst van de politieke Ordon
nantie van 1 april 1580 en van het plakkaat van
18 dec. 1599 vindt men o.a. bij Rollin Cou-
querque, waar tevens verschillende sententies
van het Hof van Holland opgenomen zijn, be
nevens brieven aan Hoge Raad en Hof van
Holland).
Het nieuwere schependomsrecht en het nieuwe
aasdomsrecht kwamen reeds geheel met elkaar
overeen voor wat betreft het erven door des
cendenten; in zoverre gold na 1580, resp. na
1599, in heel Holland één stelsel. De verschil
punten na die jaren betroffen daar alleen het
geval, dat anderen dan afstammelingen van de
erflater tot de erfenis geroepen waren (vgl. ook
Hugo de Groot, Inl. II, 28). De hoofdregel „het
naaste bloed erft het goed" bleef in het nieuwe
aasdomsrecht gehandhaafd, maar reeds werden
uitzonderingen toegelaten tengevolge van de
aanvaarding van enige representatie. Had het
oude aasdomsrecht een gradueel stelsel van
vererving, het nieuwe had dit graduele karakter
in getemperde vorm behouden. Er werd niet
meer gelet op de herkomst, doch op de naaste
graad van verwantschap.
In de loop der tijden zijn de tegenstellingen
tussen de beide versterfrechten uitgesleten en
verzwakt. Dit vormde de basis van het recht dat
volgens de codificatie van Napoleon (en later
volgens ons B.W.) ook nu nog geldt. Na 1838
zijn in het erfrecht slechts weinig veranderingen
tot stand gekomen.
De tegenwoordige toestand
Volgens ons B.W. hebben alle wettige kinderen
recht op een gelijk gedeelte van de nalatenschap
van hun ouders (of van de langstlevende ouder).
Bevoorrechting bestaat niet meer. De achter
gebleven vader of moeder heeft (ook) recht op
een kindsdeel. Heeft de erflater een testament
gemaakt, dan kan hij of zij een iets andere
verdeling geven (en ook een deel van zijn of
haar goederen voor anderen vastleggen). Aan
de legitieme portie van de kinderen kan niet
worden getornd; is b.v. alles aan derden ver
maakt, dan kunnen de kinderen bij de rechter
vragen om vernietiging van dat testament voor
het deel, dat boven die legitieme portie uitgaat.
Voorbeeld: nagelaten echtgeno(o)t(e) en een
kind; dan is legitieme 1/4 van de nalatenschap;
nagelaten: echtg. en 2 kinderen, dan is legitieme
2/9 enz.
De overblijvende echtgenoot (of echtgenote)
heeft geen legitieme portie: die kan dus wel ge
heel onterfd worden. Het testament moet door
een notaris worden opgemaakt; blijkens art. 922
B.W. kan de erflater dit document te allen tijde
veranderen en herroepen. Echtgenoten zijn wet
tige erfgenamen van elkaar, maar dat recht ver
valt door echtscheiding. Alleen bij testament of
bij legaat kan uitdrukkelijk worden bepaald, dat
men een ex-echtgenoot of echtgenote wil laten
erven. Natuurlijke kinderen hebben eveneens
recht op wettelijk erfdeel en legitieme portie
van hun moeder. Hun aanspraken zijn wel klei
ner dan die van een wettig kind (art. 910 B.W.).
Zij erven van hun vader alleen dan, als hij zijn
kind(eren) erkende. Minderjarige kinderen die
erven zijn voor een bepaald bedrag 9000,
vrijgesteld van de betaling van successierechten,
meerderjarigen slechts voor 6000,Men
kan die successierechten verminderen door aan
de kinderen elk jaar een bedrag van 2000,
te schenken (aan gehuwde kinderen maximaal
5000,—).
Het erfrecht in de naaste toekomst
Natuurlijk komt (naast andere heilige huisjes)
36