ik wil het nog wel eens overdoen; Kadaster en Geo
detisch Bureau incluis. Mogelijk is het geheel mis
plaatst, maar ik heb wel het gevoel, dat ik de MD
mee heb groot gebracht en de niet academisch ge
vormde landmeetkundigen mee een douw naar boven
heb gegeven. Als het dan een zoon (dienst is manne
lijk) goed gaat, geeft dat voldoening. Ik zei al eerder,
dat we lang en hard werkten vroeger, ik weet dat het
wel eens ten koste ging van het gezin, maar je wist
waarvoor je het deed. Zeker, voor de dienst, maar
vooral voor de jonge collega's, die nog aan het begin
van een toen nog ongewisse loopbaan stonden. Je had
een doel voor ogen en dat is, ru de MD een dood
gewone rijksdienst is, wel wat verwaterd en onzeker
geworden. Je vraag luidde, wat is aan dat terugzien
met bitterheid te doen? Je een doel kiezen en vechten
om dat te bereiken, optimist blijven, de humor in alle
dingen trachten te ontdekken en alle voorzorgen (ook
minder prettige en zelfs pijnlijke) treffen om de pech
te ontwijken en dat stomme geluk binnen te halen.
Misschien vergis ik me deerlijk, maar eerlijk gezegd
kan ik me je niet zo goed voorstellen aan de afwas,
of boodschapjes doen bij de kruidenier om de hoek.
Voor zalig niets doen lijk je me ook niet in de wieg
gelegd, blijft dus de vraag: hoe ga je na 31 januari
al die vrije tijd besteden?
Deze vraag kan ik kort beantwoorden. Dat is maar
goed ook, anders vult de redactie twee nummers van
Geodesia met dit intervieuw. Die vrije tijd zal naar
alle waarschijnlijkheid geen problemen geven. Ik in
teresseer mij voor vele dingen. Ik fotografeer en
film. Ik duik graag in de geschiedenis, maar alleen
vanaf de praehistorie tot en met de middeleeuwen.
Latere tijden interesseren mij minder, die zijn te
reëel. In de door mij genoemde duizenden jaren is
nog plaats voor fantasie. Dan heb ik pas een caravan
gekocht met alles erop en eraan en een nette trek
auto. We hopen er veel op uit te kunnen trekken,
misschien weken- en maandenlang. Het zal niemand
meer interesseren wanneer we terugkomen en dat
lijkt een heerlijk gevoel. We gaan echt beginnen aan
een nieuwe levensfase.
Vind jij ook niet dat het jammer zou zijn als al
die mooie sterke verhalen over vroeger verloren zou
den gaan? Als je het hiermee eens bent, vind je dan
ook niet dat het juist wat voor een zekere OI Ruide
zou zijn, om daar eens een boek van te maken?
Sta je bovendien niet als dichter en schrijver te boek?
Dat is een moeilijke vraag om te beantwoorden. Ik
mag wel graag schrijven en de sterke verhalen zijn
er legio. Ik zeg nog geen ja, maar ook geen neen.
We zullen wel zien om met „Jelle" te spreken. Er
is een Groninger encyclopedie en daarin sta ik ver
meld als dichter en schrijver in de Groninger volks
taal. Het stelt niet veel voor, maar ik zal een ge
dichtje voor je opschrijven, misschien neemt de
redactie het wel op.
SCHONEN
,,Moak boudel wat schier in wieke en sloot,
op waal, mit raait en roet;
pak snit en houk de kanten wat bie;
de bragel mout der oet.
Moak boudel wat schier, in toene op 't laand;
dei roegte moar in 't gat,
wat puun op loane en hege knipt,
en 'n woagen vol grind in 't pad
Moak boudel wat schier in schure en hoes;
most goulen ais stubben goan,
de drumpels vaarven en nei behang,
en 't tuug ais in de troan.
Moak boudel wat schier, kom hemmel joe op;
pak 'n schoon boesroen en schoet;
moar ook van binnen, daip in joezulf;
mis doar de boudel ais oet!"
Vee! van de ouderen onder ons bewaren een levendige
herinnering aan hun eerste ontmoeting met prof.
Scliermerhorn destijds in de wandeling meestal als
„Willem" aangeduid. Geldt dat voor jou ook?
Die eerste kennismaking was minder spectaculair dan
van anderen. Ik ken er ook wel sterke verhalen over.
Zoals ik al vertelde, had ik vanuit Tiel gesolliciteerd
bij het Geodetische Bureau en ik ontving een oproep
om mij te komen presenteren, zoals dat heet. Ik kreeg
een stoel in een soort kantoorvertrek, dat later het
kabinet van professor Schermerhorn bleek te zijn.
Na enige tijd bracht en haalde een vrij jonge man
wat papieren en verdween weer. Nu zaten wij in
Noordbroek niet zo dik in de professoren en ik had
mij een professor altijd voorgesteld als een oudere
heer met een baard, een wat deftig verstrooid heer
schap. Ik was dan ook min of meer overdonderd toen
diezelfde nog vrij jonge man weer binnentrad, mij
een hand gaf en „Schermerhorn" zei. Ik werd aan
genomen maar vroeg nog enkele dagen bedenktijd.
Dat werd toegestaan. Ik wilde eerst nog wel eens
praten met mijn hoofd van het bureau van het
kadaster in Tiel, van Eendenburg, en de ingenieur
verificateur Zijlstra in Utrecht. Deze heren waren
minder enthousiast dan ik. Ook bij het kadaster
zouden zeer binnenkort veldassistenten uit de tekenaars
worden benoemd. Ik zou er dus weinig mee opschie
ten; wat het Geodetisch Bureau bood, kon het kadas
ter ook bieden en dat was bovendien een rijksbaan.
Ik schreef een brief naar Delft dat ik mijn sollicitatie
op bovengenoemde gronden herriep. De volgende
avond had ik de professor aan de telefoon. „Ik be
doel helemaal niet te zeggen, Schrikkema kom asje
blieft bij me, maar van die veldassistenten bij het
kadaster komt geen bliksem terecht, dat duurt nog
wel tien jaar". Ik heb alleen maar geantwoord:
„Professor, ik kom als het nog mag". En zo is dat
gekomen en ik heb er nooit spijt van gehad.
Laatste vraag: Als je nu terugkijkt over die periode
van ruim 40 jaar, die je al passende en metende
versleten hebt, welke ervaringen hebben dan de sterk
ste indruk bij je achtergelaten?
Dat is weer een moeilijke vraag. Vele ervaringen op
vele gebieden hebben een sterke indruk achtergelaten.
Mag ik volstaan met een algemene ervaring? Dat is
dan wel, dat het mogelijk bleek, dat een niet acade
misch gevormde landmeetkundige na de feodale ver
houdingen in de dertiger jaren toch later èn bij de
MD èn bij Rijkswaterstaat èn bij het Kadaster een
sfeer aantrof, waardoor zijn chefs, collega's en op
drachtgevers van hoog tot laag ook zijn vrienden
werden. Ook dit is een evolutie, die bovendien moed
geeft voor de toekomst en dus een erg waardevolle.
Ik ben blij dit ervaren te hebben.
Ik wil dit intervieuw graag afstuiten met je te bedan
ken voor je bereidwilligheid om mijn vragen te beant
woorden, en de hoop uitspreken dat de „nieuwe le
vensfase" waarover je sprak voor je vrouw en jou
alles zal brengen wat jullie er van verwachten. Het ga
jullie goed!
43