Een nieuw model
vlakke gebieden
door prof. dr. ir. D. Goosen, Iiiterncitionaal Instituut voor
Luchtkaartering en Aardkunde (ITC).
Op 17 december j.l. heeft dr. ir. D. Goosen, per
1 november 1973 benoemd tot gewoon hoog
leraar in de bodemkaartering aan het Interna
tionaal Instituut voor Luchtkaartering en Aard
kunde (ITC) te Enschede, zijn ambt publiekelijk
aanvaard met het uitspreken van een inaugurele
rede getiteld: ,,A new model for level areas"
Onderstaand artikel is een samenvatting van
deze rede.
Inleiding
Meestal wordt aangenomen, dat de gronden van
vlakke gebieden min of meer geleidelijk zijn
afgezet door middel van water, ijs en wind.
Echter, in veel gevallen is het spreker gebleken,
dat er afzettingen voorkomen als gevolg van
catastrofale massabewegingen over grotere ge
bieden dan men geneigd is aan te nemen. Een
massabeweging van grond wordt gedefinieerd
als de verplaatsing van grond, zonder dat de
gronddeeltjes door een of ander medium, zoals
water of wind, worden gedragen. Zulk een
verplaatsing wordt vaak een „modderstroom"
genoemd, en kan klei, zand en andere materia
len bevatten. Een massabeweging bevat een
grote hoeveelheid kinetische energie. Dit blijkt
uit de rapporten waarin melding wordt gemaakt
van verwoestingen, aangericht door zulke mas
sabewegingen. Vaak wordt hierover in de pers
bericht. Bij een massabeweging in vlakke ge
bieden is er meestal een met water verzadigde
bodemlaag, die totaal vervloeit. Dit proces heet
„liquefactie" (het vloeibaar worden). De ver
vloeiende grond gedraagt zich dan als een vloei
stof, die zich in vlakke gebieden gemakkelijk
verplaatst. Wanneer een massabeweging tot stil
stand komt, snel of langzaam, wordt de kineti
sche energie omgezet in warmte (door wrijving).
Bij deze omzetting van energie treden golf
patronen op in de massa, die hun sporen
achterlaten in de bodem.
Bij de bestudering van vele bodemprofielen in
vlakke gebieden, inclusief Nederland, is het
spreker opgevallen, dat er veel kenmerken in
voorkomen, die gelijken op die, welke het ge
volg zouden kunnen zijn van massabewegingen.
Wanneer dat inderdaad een aannemelijke ver
klaring zou zijn, dan betekent zulks, dat er in
het verleden méér en heviger aardbevingen zou
den zijn voorgekomen dan thans het geval is.
Immers, om in een bijna vlak gebied een massa
beweging op gang te brengen, is een aardschok
nodig om een horizontale snelheid aan de
grondmassa te geven.
In kronieken, die door historici redelijk be
trouwbaar worden geacht, wordt melding ge
maakt van aardbevingen in samenhang met
massabewegingen en zeevloeden in Nederland.
Vaak komen aardbevingen voor bij zeer storm
achtig weer. Deze combinatie wordt meestal
ook in deze kronieken vermeld.
De opgravingen van schepen bij Zwainmerdain
Het Instituut voor Prae- en Protohistorie van
de Universiteit van Amsterdam (o.l.v. prof. dr.
W. Glasbergen) heeft in de jaren 1971—1974
een studie gemaakt van een, bij opgravingen
ontdekte, Romeinse rivierhaven nabij Zwam-
merdam, waar zes schepen onder sedimenten
bedolven zijn. Spreker heeft, met hulp van drs.
D. Kovacs, de sedimenten vlak boven deze
schepen bestudeerd. De verschijnselen in deze
bodemprofielen, zoals golfpatronen en hout-
brokken, hebben bij spreker tot de hypothese
geleid, dat de vroegere Romeinse haven bij
Zwammerdam getroffen is door een catastrofale
„modderstroom", die met grote snelheid uit
ongeveer noord-oostelijke richting kwam, en de
haven plotseling bedekte. Het grootste schip,
ongeveer 35 m lang, werd tegen de zuidweste
lijke oever gesmeten, en de bodem, van zware
eikenhouten constructie, brak over een lengte
27