van ongeveer 15 m. De gedetailleerde archeo
logische onderzoekingen zijn in overeenstem
ming met deze hypothese. Bovendien blijkt uit
deze onderzoekingen, dat mogelijkerwijs méér
dan één modderstroom is voorgekomen in de
periode 150225 A.D.
Uit de studies die spreker met de bodemkundige
afdeling van het ITC bij Mérida in Spanje heeft
verricht gedurende de laatste acht jaren, is
gebleken, dat daar vóór ongeveer 400 A.D.
diverse catastrofale modderstromen zijn voor
gekomen. Voor andere Europese, Aziatische en
Afrikaanse gebieden zijn soortgelijke verschijn
selen beschreven in Romeinse kronieken, han
delende over het midden van de derde eeuw.
De chaotische toestand, waarin het Romeinse
Rijk kwam te verkeren in de derde eeuw, is
(gebaseerd op deze studies) voor een belangrijk
deel te verklaren uit het voorkomen van massa
bewegingen, die op grote schaal landbouwgron
den hebben verwoest.
De dekzanden van Oostelijk en Zuidelijk
Nederland
De zandgronden van Nederland vertonen een
aantal eigenschappen, die niet te verklaren zijn
wanneer men uitgaat van de hypothese dat deze
zanden door wind en water zijn afgezet. In de
ondergrond vindt men vaak leemkluiten ingebed
in zand. Ook zijn er in bijna alle dekzanden
bruinrode, dunne, golvende laagjes met veel
ijzer. Deze verschijnselen zijn wel in overeen
stemming met de hypothese, door spreker geuit,
dat de zanden in de vorm van modderstromen
uit oostelijke richting zijn afgezet in Nederland.
Dit zou dan gebeurd zijn ver voor onze huidige
jaartelling.
Oorspronkelijk zullen deze zandafzettingen een
betrekkelijk vlak reliëf hebben vertoond. In la
tere perioden is in dit landschap een reliëf
ontstaan, doordat vooral in perioden van aard
bevingen opnieuw liquefactie en massabeweging
is opgetreden, waardoor betrekkelijk grote zo
nes verlaagd werden. De dekzandruggen, zoals
we ze nu kennen zijn dan in deze hypothese de
overblijfselen van een vroeger landoppervlak.
Een van de latere perioden, waarin dit ver
schijnsel van liquefactie en massabeweging zich
zou hebben voorgedaan, is de periode tussen
1200 en 1400 A.D. Uit historisch onderzoek is
gebleken, dat in deze periode veel boerderijen
in Twente verlaten zijn. Tevens zijn er in Duits
land en Engeland honderden dorpen verdwe
nen. Er wordt melding gemaakt van verwoest
land, van misoogsten, enz. In Duitsland: „Flur-
und Ortwüstungen"; in Engeland: „lost villages
and the common waste".
Massabewegingen in de klei- en veengebieden
van Nederland
De lage en vlakke kustgebieden van Nederland
bestaan, in het algemeen gesproken, uit klei en
veen, op zand. Het zand bevindt zich nu op vrij
grote diepte, meestal beneden de grondwater
stand. Het water in dit zand staat veelal onder
een zekere druk. Wanneer men b.v. in de Al-
blasserwaard een grondwaterbuis tot diep in het
zand brengt dan stijgt het water in deze buis tot
boven het maaiveld. Dit is aangetoond door drs.
D. de Hoop, geohydroloog bij het ITC.
Indien in het verleden aardschokken ook Ne
derland niet onberoerd hebben gelaten, dan zal
de bodemkundige gesteldheid van de kustgebie
den hiervoor bijzonder gevoelig geweest zijn.
Door een schok kan namelijk het zand in de
ondergrond (met de overdruk van water) zeer
gemakkelijk vloeibaar worden. De afdekkende
lagen bewegen mee en „drijven" weg. Deze bo
dem-mechanische beschouwingen leiden tot de
conclusie, dat de oude verhalen over het plotse
linge verdwijnen van 33 dorpen in het Dollard-
gebied van Groningen in 1277, en het plotse
linge ontstaan van de Biesbos in 1421 (waarbij
ongeveer zeventig dorpen en nederzettingen
verloren gingen), geloofwaardig zijn. Omdat er
redenen zijn aan te nemen, dat de intensiteit
van de aardschokken groter was, naarmate we
verder terug gaan in het verleden, is er ook
reden aan te nemen, dat dit soort van verschui-
28