ouders met eene hand. Elke zijde trok evenveel,
ende zo daer eenige zijde ontbrak diens ghe-
deelte quam niet aen de andere maghen, maer
aen de graeflickheid
Het Friese recht staat voor aasdomsrecht, het
Zeeuwse recht voor schependomsrecht.
Aan hetgeen nu volgt moeten wij enkele defini
ties vooraf laten gaan. De schepenen (schepen
colleges) waren er in de Frankische tijd al ten
zuiden van de grote rivieren. In de landsheer
lijke tijd zijn ook op het platteland van Holland
en Utrecht deze colleges ingevoerd, die toen de
rechtspraak door asega en (ge)buren vervingen
(de rechtspraak der geburen werd in Kennemer-
land reeds in 1292 afgeschaft, in Rijnland in
1377, in Utrecht op vele plaatsen eerst in de
17e eeuw). De steden kenden ze al eerder. Het
is bekend dat het woord „schepen" komt van
scheppen, ordenen. In Hugo de Groot's „Inlei
ding" waren het de buren, die in Rijnland en de
schepenen, die in Zeeland rechtspraken. De eer
sten waren volgens hem geen goede rechters,
de anderen wel (die waren nl. geed beëdigd).
Aasdom is het door de asega of azing voorge
stelde en door de buren bekrachtigde vonnis.
De naam is ontleend aan de omstandigheid, dat
in het gebied door schout, azing en geburen
recht gesproken werd.
Asega betekent rechtzegger, wetzegger, oordeel
vinder. In Friesland werd hij gewoonlijk aesga
(aesgha) genoemd; hij was daar de rechtskun
dige, die het vonnis opmaakte en uitsprak, dit
op vordering van de schout (scelta), die optrad
als vertegenwoordiger van de graaf in de ver
schillende kerspelen van de gouw. Hij werd door
het volk de vrije boeren) gekozen. In de 13e
eeuw werd de schout vervangen door de griet
man, en de asega door de êhêra mede-
rechter). In verschillende delen van Holland
heette deze functionaris: azing en in het oosten
(Overijsel, Veluwe) ordelvinder. De asega wordt
op vele plaatsen in de oude Friese wetten ge
noemd. Hier volgen enkele passages uit het
„Jus Municipale Frisonum" (voor de vrije ver
taling is Winsemius verantwoordelijk):
1-20: De scelta, die daarover de ban voert,
constateert het zijlwanwerk met de koningsor-
kenen en met de asega; bij ontkentenis van de
onderhoudsplichtigen (van de dijken) wordt de
scelta eerder toegelaten tot het leveren van be
wijs met de asega, dan de onderhoudsplichtigen,
tot een zuiveringseed op de heiligen
9-15: Waar bij de zijl wanwerk bestaat en
daarover bij de scelta een klacht wordt inge
diend, is het recht dat hij geschouwd wordt met
de wettige orkenen Als daarop de verklaring
van wanwerk wordt afgelegd, moet de scelta
van de asega vorderen daaromtrent een rechts
uitspraak te doen Indien ze op het vierde
geding niet willen betalen, moet de asega het
vijfde geding naar de zeedijk op de gemene zijl
verwijzen. Indien zij dan niet willen betalen,
moet de scelta van de asega een rechtsuitspraak
vorderen; de asega verstaat dan voor recht
enz.
9-43 Indien aan de gebannen dijk bij de
schouw wanwerk geconstateerd wordt komt de
helft van het gewin aan de dijkatten en de
(andere) helft aan de scelta; en indien de asega
daarbij betrokken is, behoort het aan hen drie-
en
Ook in de additiones sapientum" van de Lex
Frisionum worden de azigen met name ge
noemd, nl. Wulemarus en Saxmundus (deze
additiones hebben de vorm van vonnissen).
Volgens enkele teksten in de oude wetgeving
werd een retributie aan de asega betaald, bij
welke men naar het oordeel van De Haan,
Hettema en Telting moet denken aan een soort
successiebelasting, eerder dan aan een rechts-
weldaad. (Over die retributie vermeldt 7. P.
Winsemius in zijn dissertatie van 1947 „De
historische ontwikkeling van het waterstaats
recht in Frieslandnaast de scelta en de
grietman komt in de wetten de asega (Fr. di
aesgha) voor, die op vordering van de scelta
de rechtsuitspraak gaf. Sommigen menen dat
asega en eheer identiek zijn Behalve deze
werkzaamheden had hij een taak bij de bewijs
levering; hij moest toestemming geven tot het
maken van een inlaagdijk (vgl. ook A. J. Smith,
Het eiland Ulsda in: Volksalmanak 1901 Gro
ningen).
Volgens 7. 7. Spahr van der Hoek, Spoaren fen
in plaetsestelsel yn East ergo yn'e 16e ieu, nr. 7
Fryske lanboubibleteek, Drachten, 1944, had
de asega in vele gevallen recht op een (derde)
deel van de boeten, als hij bij een strafvervol
ging betrokken was geweest. Hij werd daarbij
betrokken, als men weigerde te betalen.
Dit had betrekking op het waterstaatsrecht.
De asega stelde ook de naaste bloedverwant
voorlopig in het bezit van de nalatenschap, dus
tot vast stond wie wettelijk de naaste was (vgl.
C. F. A. Wilders, Het oude versterfrecht, Lei
den 1888).
In het Emsiger Penningschuldboek, ontstaan na
1312, wordt in verband met het erfrecht nog
gezegd dat, wanneer een erfenis bestaande uit
grondeigendom „buiten de zes handen" vererft,
de asega er een evenredig deel van krijgt. Baert
ziet daarin (evenals bij het 15e Landrecht) een
vergoeding voor het toezicht bij of het maken
van de scheiding tussen de erfgenamen. (Binnen
33