Aangezien een eerste verkenning van de werk
groep heeft aangetoond dat veelvuldig door
gemeentelijke diensten oppervlaktegegevens
worden verzameld en deze instellingen gebaat
zouden kunnen zijn bij het uitbuiten van de
mogelijkheid tot berekening en afbeelding van
oppervlakten, kwam vervolgens de vraag aan
de orde deze oppervlakten zinvol te benoemen,
als objecten te definiëren en te classificeren.
De classificatie van oppervlakte-objecten zal
uiteraard uit moeten gaan van de wensen van
de gebruikers van de informatie. De overheid
heeft behoefte aan die systematische informatie
over oppervlakteobjecten, die nodig is om de
haar opgedragen taken met betrekking tot deze
objecten zo goed mogelijk te vervullen. De be
moeienis van de overheid met oppervlakte
objecten zal dan ook de aard van de te ver
zamelen informatie en impliciet dus ook
die van de classificatie behoren te bepalen.
In de reeds genoemde verkenning is het echter
gebleken dat de verschillende gemeentelijke
instanties geen duidelijk onderscheid maken
tussen oppervlakte en andere objecten, dat zij
elk een eigen benoeming van objecten, uit
gaande van hun taakstelling, erop nahouden.
Vaak stelt men zich tevreden met gegevens
die voor een ander doel zijn verzameld en niet
geheel aan de wensen beantwoorden.
De gehanteerde benoemingen van oppervlak
ten in verzameltermen, die elkaar overlappen
en verre van éénduidig zijn, zijn dan ook on
mogelijk tot één classificatie te bundelen (men
onderscheidt bij voorbeeld woongebied, straat,
snelweg, e.d.).
Hiernaast stelt het subsysteem topografie en
leidingen zijn praktische beperkingen aan de
classificatie. Opnemen, verwerken en presen
teren van gegevens laten niet elke classificatie
toe. De werkgroep heeft dan ook gemeend al
vorens een classificatie voor te stellen, enige
beschouwingen te wijden aan de informatie
behoefte van de overheid in verband met haar
taken t.a.v. vastgoed. De reden hiervoor ligt
echter niet alleen in het feit dat een inventari
satie van wensen bij de afzonderlijke informatie
gebruikers niet voldoende is om een classificatie
te schragen. Ook de mogelijke uitbouw van het
subsysteem „topografie en leidingen" tot een
informatiebestand voor „ruimtelijke inrichting
en beheer", zoals voorgesteld in een eerste
rapport*) over het subsysteem, rechtvaardigt
een meer uitgebreide en systematische behan-
deling van overheidstaken met betrekking tot
vastgoed.
Daarna zullen de mogelijkheden en beperkin
gen van het vastgoedinformatiesysteem in het
algemeen en die van het onderhavige sub
systeem in het bijzonder worden aangegeven.
De opzet van het vastgoedsysteem moet name
lijk grotendeels als vaststaand gegeven worden
aanvaard. Uit de beschouwingen over de over
heidsbemoeienissen met vastgoed en de beper
kingen van het subsysteem topografie en lei
dingen, zal gepoogd worden een classificatie
af te leiden.
SIRKA, EEN SIMULATIESPEL
VAN EEN RUILVERKAVELING
In „publicaties over planologische en technisch-
administratieve geodesie" no. 2 beschrijft H. T.
J. A. Uitermark, wetenschappelijk medewerker
aan het Laboratorium voor Geodesie, Tech
nische Hogeschool Delft, een simulatiespel voor
een ruilverkaveling. Met dit simulatiespel, Sirka
genaamd, wordt aan studenten de gelegenheid
geboden om „binnen een laboratoriumsituatie"
kennis te maken met de problemen, die zich
voordoen bij ruilverkavelingen en landinrich
ting. Eerst wordt uiteengezet wat simulatie
spelen eigenlijk zijn, waarna een beschrijving
volgt van de algemene opzet en van het gebruik
van een draaiboek, als voorbeeld van een be
langrijk probleem uit de praktijk van de ruil
verkaveling, met name de natuurbescherming
in verband met bedrijfsvergroting.
De schrijver legt er de nadruk op dat de aan
wezigheid van een deskundige uit de „ruilver
kavelingspraktijk" van groot belang is.
De publikatie omvat de volgende hoofdstukken:
l. Inleiding; 2. Simulatiespelen als onderwijs
middel 3. Sirka, een simulatiespel van een ruil
verkaveling; 4. Samenvatting van de resultaten
van draaiboek 1; Literatuur. A. D. B.
RUILVERKAVELING
STRIJPER AA-BUDEL
De Centrale Cultuurtechnische Commissie is
in haar vergadering van 20 december 1974 op
grond van het gevoelen van een grote meerder
heid der leden tot de conclusie gekomen, dat de
uitvoering van de ruilverkaveling Strijper Aa-
Budel moet worden voortgezet op basis van een
aan de commissie voorgelegd compromis-voor-
stel. Dit o.m. blijkt uit het antwoord van staats
secretaris W. Meijer (CRM) op schriftelijke
69
Werkgroep Artol; rapport betreffende subsysteem
topografie en leidingen.