het beheer (b.v. bepalingen omtrent beheers
overeenkomsten en omtrent het opleggen van
een gedoogplicht) en een verkorte onteigenings
procedure in te voeren teneinde in gevallen
waarin de hierboven aangeduide mogelijkheden
geen uitkomst bieden het gewenste beheer ten
spoedigste te kunnen effectueren. Binnenkort
zal de mogelijkheid in studie worden genomen
om, na aanwijzing ingevolge de (herziene) Na
tuurbeschermingswet, belangrijke cultuurland
schappen en niet met houtopstanden bezette
natuurterreinen onder de werkingsfeer van de
Natuurschoonwet te laten vallen.
Een op handen zijnde wijziging van de Monu
mentenwet nieuwe omschrijving stads- en
dorpsgezicht en een verbod een monument te
verwaarlozen zal voor de instandhouding
van het karakter van historisch agrarische ne
derzettingen en voor het behoud van agrarische
monumenten in het landschap bevorderlijk zijn.
Met betrekking tot het ontbreken van bescher
mingsmogelijkheden ten tijde van de aan de
aanwijzing van stads- of dorpsgezichten voor
afgaande fase, alsmede betreffende de totstand
koming van bestemmingsplannen voor aange
wezen beschermde gezichten, vindt thans inter
departementaal overleg plaats.
Aan een ruimere gebruikmaking van het kap-
verbod en de toepassing van de schadevergoe
dingsregeling (artikel 13 van de Boswet) zal
nadere aandacht worden besteed.
In het kader van de verordeningen en regle
menten betreffende waterschappen enz. op
grond van waterstaatswetgeving zal moeten
worden getracht oplossingen te vinden, die erin
voorzien dat bij peilbeheersingsmaatregelen en
bij de uitvoering van waterbeheersingswerken
steeds een zodanige belangenafweging kan
worden verzekerd, dat ook aan de belangen
van het natuur- en landschapsbehoud voldoen
de recht zal worden gedaan.
Tenslotte zal nader overleg worden geopend
met betrekking tot de Wetgeving op het gebied
van de hygiëne van het milieu (milieubelasten
de effecten van agrarische activiteiten) en tot
de Wet Uitkering Wegen (afwijking van nor
men ten aanzien van tertiaire en kwartaire
wegen en toch voor subsidies ten behoeve van
verbetering en onderhoud in aanmerking te
komen).
Het inrichtingsbeleid met betrekking tot
veilig te stellen
waardevolle cultuurlandschappen.
Ondanks de hiervoor reeds genoemde beper
king van de Ruilverkavelingswet voor integrale
inrichtingsplannen van het landelijk gebied,
worden door toepassing van artikel 13 (toe
wijzing kavels aan openbare lichamen) en door
toedeling van door de Stichting Beheer Land
bouwgronden gevormde grondreserve, niet on
belangrijke bijdragen geleverd aan de reser
vaatsvorming, het landschapsbehoud, de land
schapsbouw en incidenteel ook aan de natuur-
bouw. De huidige Ruilverkavelingswet zal niet
voor alle op het volgordeschema van ruilver
kavelingen in voorbereiding 1974-1978 voor
komende gebieden kunnen worden gehanteerd.
Bij de niet-agrarische adviezen aan de Centrale
Cultuurtechnische Commissie zullen de advie
zen van de Natuurbeschermingsraad c.q. de
Natuurwetenschappelijke Commissie een be
langrijke rol moeten spelen. Het verdient aan
beveling uitbreiding te geven aan onderzoek
naar uitwerking van vormen van landinrichting
en van bedrijfsvoering die op het beheer van
specifieke landschappelijke situaties zijn afge
stemd.
Ook met betrekking tot de reeds in uitvoering
zijnde ruilverkavelingen kan zich uit overwe
gingen van natuur- en landschapsbehoud de
behoefte doen gevoelen aan een heroriëntatie
van het plan, ondanks het dilemma in bestuur
lijk opzicht, nl. verbreking van een „sociaal
contract" tussen overheid en grondeigenaren
na de stemming.
Tenslotte
In deze relatienota is een poging gedaan om
langs de weg van analyse en synthese een be
leidsinstrumentarium te ontwikkelen, dat in
bepaalde situaties de belangen van natuur en
landschap en die van de landbouw kan inte
greren.
ing. B. Nieboer
100
V
„Wég wezen, we beginnen pas