Gebruik en bezit van de grond in Friesland (Ontwikkeling van de eigendomsrechten) door W. Koopmans, oud-ambtenaar van het Kadaster Dc bronnen Betreffende dit onderwerp behoren wel tot de oudste bronnen de Charterboeken en Benifici- aalboeken, de stemregisters en Floreenboeken, de archieven van Fulda, de oude Friese wetten als Lex Frisionum, de XVII keuren, de Friese willekeuren, Landregten en Wetten (13e eeuw), die in hun oorspronkelijke staat zeker al tijdens de tussenregering van keizer Frederik II in gebruik waren (in zijn tijd werden ze in open bare verzamelingen bijeen gebracht. De abt van Lidlum, Pibo Sibranda, overleden 1228, wordt als de verzamelaar genoemd. De stukken zijn in het Fries gesteld; ze omvatten 15 hoofd stukken). In de 12e eeuw, waarin in andere delen van ons land geschreven rechtsbronnen een zeldzaam voorkomend verschijnsel vormen, bezitten wij verscheidene optekeningen van Fries recht (vgl. Von Richthofen). Daarnaast kan men nog de Salische wet met het later toegevoegde Edictum raadplegen. Lokale en regionale bepalingen waren er te veel om hier apart te vermelden. C. Cornelius Tacitus, die om zijn waarheids liefde nogal geprezen wordt, is waarschijnlijk de oudste schrijver (van zijn werk bestaat een Ned. vertaling van ridder P. C. Hooft). Reeds op bevel van paus Leo X werd het bewaard gebleven deel (5 boeken van zijn Historiën) gedrukt. Occo Scarlensis Occo van Scharl, 10e eeuw), wiens werk uit de 10e eeuw door Joh. Vlieterp naar voren werd gebracht (14e eeuw) en in 1742 werd herdrukt bij Ferwerda te Leeuwarden. Ook Suffridus Petri, historie- 122 schrijver der Staten van Friesland, overleden 1597 en Bernh. Gerbr. Farmerius, zijn leer ling, die in het begin van de 17e eeuw schreef, waren belangrijk als schrijvers. De oorsprong van het Friese volk is ook be schreven door Joachimus Hopperus, een rechts geleerde, in 1523 te Sneek geboren. Hij stierf in Spanje, waar hij werkte als Groot Zegel bewaarder (maar Foeke Sjoerds, kenner bij uit stek van de Friese geschiedenis, vindt hem als rechtsgeleerde beter dan als historieschrijver). Veel wetenswaardigs over Friesland tussen Flie en Eems is te vinden in de 16e eeuwse kroniek van de oostfriese kroniekschrijver Eggerig Beninga. Hij heeft daarmee de grondslag ge legd voor Ubbo Emmius' vertaling in het Latijn en voor de door de Leidse hoogleraar Antonius Matthaeus uitgegeven omvorming (een herdruk kwam in 1723 tot stand te Emden). Als laatsten noemen we dan nog Winsemius Pier van Winsem), in 1616 benoemd tot historieschrijver van Friesland en Christianus Schotanus, hoogleraar, die in 1658 een mees terstuk „Kerkelijke en wereldlijke geschiedenis van Friesland" uitgaf, nadat hij 3 jaar tevoren zijn „Beschrijvinge en Cronijk van de Heerlijk heid van Friesland" had samengesteld. (Naast deze werken was zijn beschrijving met kaarten van de grietenijen, opgemeten door de land meters S. A. Haaksma en S. Gravius nuttig om te gebruiken.) Er zijn er nog meer te noemen, maar latere schrijvers gaven ons bij dit onderzoek de mees te steun. Dc oude tijd Bij een wat nadere bestudering van het onder werp, in de titel genoemd, blijkt al spoedig dat de geschiedenis van de ontwikkeling van het grondbezit vele facetten heeft. Men kan ver gelijkingen maken met de oudste toestanden Wij sien oock ter werelt niet lievers dan dat eenige dinghen noch doncker zijnde, wat klaerder aan den dagh mochten komen. Cltr. Schotanus 17e eeuw

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 10