®®Dö(°1®©[jöG w®©[? GEWIJZIGDE RUILVERKAVELINGSWET 1 JULI IN WERKING Minister mr. A. van der Stee (landbouw en vis serij) wil de gewijzigde Ruilverkavelingswet, waarvan het ontwerp tot wetswijziging 8 april j.l. door de Eerste Kamer zonder hoofdelijke stemming werd aanvaard, zo mogelijk per 1 juli 1975 in werking doen treden. Hij gaat er hierbij vanuit dat de nodige voorzieningen, zoals het vaststellen van de Algemene Maatregel van Be stuur betreffende de stemming, dan zullen zijn getroffen. De gewijzigde Ruilverkavelingswet zal een tijdelijk karakter hebben omdat een Landinrich tingswet hiervoor in de plaats zal komen, waar voor de voorbereiding onverminderd plaats vindt. De bewindsman streeft ernaar, nog dit parlementaire jaar een nota over de hoofdlijnen voor een dergelijke wet uit te brengen. In aan gepaste vorm zal daarin veel van het instrumen tarium van de (gewijzigde) Ruilverkavelingswet zijn terug te vinden. Tenslotte verklaarde minis ter mr. Van der Stee dat binnen enkele maan den een beslissing over aanpassing van de uit 1958 daterende boerderijsubsidieregeling, tege moet kan worden gezien. Bij aanvang van de vergadering spraken zowel de voorzitter van de Eerste Kamer als de bewindsman woorden van herdenking t.g.v. het verscheiden van mr. V. G. M. Marijnen. RAPPORT WERKGROEP LEERPLAN LANDMEETKUNDE M.T.S. Eind februari heeft een werkgroep onder voor zitterschap van ir. R. Jonkers en voorts be staande uit: ir. W. Berends, vice-voorzitter (kador); M. van den Bosch (leraar MTS Am sterdam); ing. W. A. van Beusekom (Meetk. Dienst RWS); ir. W. Flinterman (gem. Den Haag); B. J. Klein Rouweler (HTS Utrecht); M. Lammerse (leraar MTS Arnhem) een rap port uitgebracht met betrekking tot een leer plan Landmeetkunde aan MTS-en. Deze werkgroep werd in september 1974 op voorstel van de Onderwijscommissie van de NVG in het leven geroepen. Het rapport van de werkgroep is door de NVG aangeboden aan het Bestuur van de VMTS (Vereniging voor Middelbare Technische Scho len in Nederland) te Jutphaas, de secretaris van de Leerplancommissie voor Weg- en Water bouwkunde, de directeur van de dienst KADOR en het hoofd van de Meetkundige Dienst van de RWS. De VMTS en de door haar ingestelde leerplan- commissies hebben een belangrijke stem bij de beleidsbepaling van het ministerie van O W in zaken betreffende het instellen van nieuwe afdelingen of wijziging van lessenpakketten aan de MTS. De Onderwijscommissie NVG heeft het rapport voorts ter kennisneming toegezon den aan de directeuren van de drie MTS-en (Amsterdam, Arnhem, Breda), die in de fe- bruari-nota van de Onderwijscommissie (opge nomen in het april-nummer 1974 van het NGT en in het maart-nummer van Geodesia) reeds werden aangemeld als gegadigden voor een af deling Landmeten aan hun school, zomede aan de directeuren te Groningen en Hengelo, waar van in een later stadium bekend werd dat zij belangstelling hadden voor gemelde afdeling; aan de inspecteur voor het Middelbaartechnisch Onderwijs en aan de afdeling Technisch Be roepsonderwijs van het Ministerie van O W. Ondertussen is ongeveer een jaar verlopen sinds het verschijnen van bovengenoemde nota van de Onderwijscommissie. Hierin werd destijds aangegeven, dat van MTS-zijde grote belang stelling bestond voor het instellen van een af deling Landmeten en dat men daartoe op zo kort mogelijke termijn wilde starten met een zogenaamde differentiatie richting landmeten binnen de afdeling W W. Teneinde geen tijd verloren te laten gaan vroegen vóór 1 februari 1974 vier van de vijf eerder gemelde MTS-en reeds opneming in het plan van scholen 1976 1978 aan voor een afdeling Landmeetkunde, daarbij verwijzende naar een later in te dienen leerplan door een nog door de VMTS in te stellen leerplancommissie! De nota sprak ten deze van wellicht ongewenste stroomversnel lingseffecten! De ontwikkeling sindsdien heeft echter uitge wezen, dat voornamelijk als gevolg van een toen nog niet voorziene gereserveerde houding van het bestuur van de VMTS en van de On derwijscommissie van de VMTS (overkoepeling van de diverse leerplancommissies) voors hands geen stroomversnelling was te duchten, omdat men van die zijde onvoldoende voor waarden aanwezig achtte de financiële conse quenties verbonden aan het instellen van een officiële leerplancommissie aan te gaan. Ook van departementszijde zag men een afdeling landmeten niet „zitten". De zich aangemelde vier scholen hadden ook nauwelijks argumenten en gegevens op tafel gebracht. De indruk be stond, dat te weinig behoefte zou bestaan aan de voorgestelde nieuwe richting. Als compromis 128

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1975 | | pagina 16