ook schenkingen van grond aan machthebbers
zijn bekend.
In 1294 b.v. schonken de Friezen van Hoog-
houtwoud en Medemblik aan Floris V het land
Harkerbach uit dankbaarheid voor hulp bij de
bedijking. Maar zelfs tot begin 15e eeuw leest
men in verschillende grafelijke beschikkingen
dat hij ook toen nog zijn rechten (met geweld?)
handhaafde.
In de 14e eeuw komen opdrachten van rent
meesters voor, volgens welke te bedijken schor
ren „bi den ghesworen Landmeter tot onsen
boeken" gebracht moeten worden. Dit deed
zich ook voor in 1389, toen hertog Albrecht
zijn rentmeester in Zeeland beval, de grootte
van een te bedijken schor „bi den ghesworen
Landmeter tot onsen boeken te bringhen".
En Maximiliaan beschikte over de grond, toen
hij in 1492 uitgaf aan zijn secretaris Mr Gerard
Numan de nieuwe aanwassen, uitgorzen, slik
ken en rietbroeken van de Westmaze tot
enz. Hij beschikte over die gronden (vgl. o.a.
P. M. H. Welker, Geschiedenis van Cromstrijen
1492-1892
Het bleef nog lang zo, dat de grafelijkheid
gerechtigd was tot de nieuwe opkomende lan
den, wanneer er 10 jaren na een overstroming
verlopen waren en er geen bezitsdaden waren
verricht. En het Eeuwig Edict van 20 mei 1559
(Philips II) verbood het, aanwassen, ruigten of
slikken in de verdronken waard of elders te
aanvaarden, zolang de titel niet door de Reken
kamer was geverifieerd. Een en ander gaat
dus wel in de richting van overheidseigendom.
In 1811 behoren aan de Staat niet alleen de
aanwassen, nog te ontstaan, maar ook de des
tijds reeds bestaande; in 1840 veranderde het
Domeinbestuur zijn passieve houding en ver
schillende Friese en Groningse kwelderbezitters
werden gesommeerd hun buitendijkse landen
aan het Domeinbestuur af te staan. Een stroom
van bezwaarschriften volgde en de meeste eisen
van dit Bestuur werden afgewezen. Slechts een
enkel vonnis Appingedam28 juni 1866, vgl.
ook Nieuw Rechtsgeleerd Bijblad XVII) viel
ten gunste van de Domeinen uit.
De aanwasregeling in ons B.W. wees op een
handhaven van de toestand, zoals die reeds
door de Franse Code was gevestigd.
Het oud-Hollands recht en de Code bevatten
beide de bepaling, dat aanwas het Domein toe
kwam. Met de invoering van het B.W. moest
het Domein wijken voor de aangelande. Alleen
zij, die hun aanspraken op een titel baseerden,
dus een verkregen recht hadden, behielden hun
aanspraken ook na invoering van de nieuwe
wetgeving.
Ook bedijking en aanwas hadden een ontwik
keling van de rechten op de grond tengevolge.
De uitbreiding van de particuliere grondeigen
dom werd er door bevorderd.
Ontwikkeling van de vormen
van eigendomsoverdracht
Ook uit de ontwikkeling van de vormen van
eigendomsoverdracht is iets af te leiden m.b.t.
de ontwikkeling van de particuliere eigendom
in Friesland. In de oudste overdrachten, voor
komende in de vroegere oorkonden, merken
wij op, dat er steeds een dubbele handeling
plaats heeft, nl. de traditio en de investitura
het gevolg van de traditio). Volgens Stobbe,
die zich het voorzichtigst uitdrukt, zou „ur-
sprünglich diese beiden Akte vereinigt gewesen
und auf den Grundstück selbst vorgenommen
sein Meestal moest er daarnaast nog
meer gebeuren. Men stak b.v. een zode uit het
over te dragen land. Door deze zode te geven
aan de koper had men een waarneembare over
dracht. Het tweede deel was het exire, het
weggaan van het onroerend goed door de ver-
vreemder.
157