L
m
de parochie, die dus thans vol eigenares is van
het gehele monument.
De Staatsregeling van 1798
Wellicht zult ook u, lezer, in de opsomming
de huidige provincie Limburg missen. In de
beschouwing van de eigendom van de Neder
landse kerktorens moet namelijk in aanmerking
genomen worden, dat zuid Limburg in de
macht van de Fransen kwam door de verove
ring van Maastricht op 3 november 1794 en
dat de rest van het latere Limburg onder het
bewind van de Fransen kwam door de ver
overing van Venlo en de Oostenrijkse Neder
landen in hetzelfde jaar. Ook de kleine delen
van de huidige provincie Gelderland vallen bui
ten het bestek, omdat deze (zoals Zevenaar)
Kleefs gebied waren in de stormachtige jaren
van de stichting van de Bataafse Republiek.
Begin januari 1795 trokken Pichegru met zijn
Sansculotten en Daendels met zijn Bataafs
legioen over de grote rivieren en nog vóór het
einde van de maand waren de Fransen in Am
sterdam. In juli kwamen in de Haagse Doelen
de burger-representanten bijeen en op 1 maart
1796 de gekozen Nationale Vergadering.
In de rijstebrijberg van notulen van deze volks
vertegenwoordiging, welke ik voor mijn onder
zoek naar de regeling van de eigendom van
kerktorens moest doorgraven, komt dan in de
vergadering van 1 juli 1796 al een eerste aan
zet, namelijk een voorstel van Ploos van Amstel
over de kerkelijke genootschappen, waarin
wordt gestipuleerd dat er „voortaan geen heer
sende kerk zal zijn", gevolgd later door de
beslissing op de zitting van 5 augustus over de
scheiding van kerk en staat
In maart 1797 komt discussie over de in ons
theologiserende land uiteraard brandende kwes
tie eerst goed op gang. Er gaat haast geen dag
voorbij of in de Volksvertegenwoordiging wordt
over de kerkgenootschappen gepraat en uiter
aard ook over hun eigendommen. Tijdens de
zitting van 18 mei 1797 wordt met 59 tegen
43 stemmen gedecreteerd, dat de kerkgebou
wen en pastorieën plaatselijk eigendom
worden verklaard. Dit beginsel wordt op 25
mei middels een uitgebracht rapport-De Mist
nader uitgewerkt: alle kerken en pastorieën,
welke voor den jare 1581 binnen deze repu
bliek aanwezig waren worden door de Natie
erkend te zijn eigendommen van de gezamen
lijke ingezetenen en bewoners van elke stad,
dorp of plaats, in welke dezelve gelegen zijn,
zonder onderscheid van enig Kerkgenootschap.
In de daarop volgende zeer breedvoerige discus
sies wordt o.a. opgemerkt, dat onder „kerken
en pastorieën" kan worden verstaan „Kerken
daar torens bij en in dezelve Klokken zijn".
Intussen: de redactie van de gedachte in ge
noemd rapport-De Mist werd door de com
missie voor de constitutie overgenomen en als
artikel 746 in het ontwerp-grondwet voor de
Bataafse Republiek vastgelegd; zonder nadere
verklaring van torens en klokken.
In augustus 1797 werd de ontworpen constitu
tie door „het Bataafsche Volk" met 108 761
stemmen tegen 27 955 stemmen (van de
400 000) verworpen. Binnen een maand kwam
de 2e nationale vergadering bijeen, benoemde
een nieuwe grondwetscommissie, die een bon
diger constitutie moest redigeren, welke in april
1798 met 153 913 tegen 11 597 stemmen werd
aangenomen. Op 1 mei 1798 werd de nieuwe
constitutie met veel tamtam plechtig afgekon
digd, een paar dagen later de Constituerende
Vergadering voor vervallen verklaard en „ge
converteerd in het Wetgevend Lichaam des
Bataafschen Volks".
Van de Acte van Staatsregeling van 1798 zijn
voor ons onderwerp alleen van belang de be
palingen in artikel 6 van de additionele artike
len: „Alle Kerk-Gebouwen en Pastorij-Huysen
der voormaals Heerschende Kerk (nl. de ge
reformeerde, thans hervormde) voor zoo verr'
zij, door aanbouw uit de afzonderlijke Kas der
Gemeente, geene bijzondere en wettige eigen
dommen zijn, worden overgelaten aan de be
schikking van ieder Plaatselijk Bewind, om
deswege tusschen alle Kerkgenootschappen
eenig vergelijk te treffen, en wel binnen de
145
75